Neef Niclaes Piquenoij
Het echtpaar Christophorus Knowles en Sara Louwens is mij al jaren bekend. Over Christophorus zijn met name via zijn beroep als predikant wel gegevens te vinden, zij het mondjesmaat. Sara en haar familie daarentegen blijven in nevelen gehuld. Tot de herontdekking van een naam in een kerkregister; ooit al eens gelezen, maar er om onverklaarbare redenen nooit iets mee gedaan: ‘… waer voor Niclaes Piquenoij als neve’. Kijk, dat opent perspectieven. Had er een naam gestaan in de trant van Joannes Hendricksen dan waren we verder van huis geweest!
De naam Niclaes Piquenoij is al snel gevonden in de variant Nicolaes Eliasz Pickenoy, een bekende kunstschilder van portretten en schuttersstukken en tevens taxateur van schilderijen. Met zo’n bijzondere naam zal hij ongetwijfeld familie zijn van ‘neef Niclaes’. Via hem is het wellicht mogelijk een link te leggen met de familie van Sara Louwens.
De ouders van Nicolaes Eliasz Pickenoy zijn de beide uit Antwerpen afkomstige wapen- en zegelsnijder Elias Claesz Pickenoy en Heijltgen d’Jonge, ook wel Pickhof, Pijckenaeij, Louwerens of Soen. Je zou al snel geneigd zijn om te denken, dat de naam Louwerens een connectie legt met de familie van Sarah Louwens. Toch lijkt dat vooralsnog niet het geval en moet er verder worden onderzocht.
Ten tijde van hun huwelijksinschrijving op 19 juli 1586 wonen Elias en Heijltgen in de Warmoesstraat achter de Oude Kerk. In deze kerk, gewijd aan de heilige Nicolaas, bisschop van Myra, wordt Nicolaes Eliasz (Pickenoy) op 10 januari 1588 gedoopt.
Nicolaes komt in de leer bij, naar men zegt, de meest succesvolle portretschilder van de oudere generatie Cornelis van der Voort. Wanneer dit zich afspeelt is niet bekend, maar het vroegst gedateerde portret van Nicolaes stamt uit 1617, zo’n vier jaar vóór zijn huwelijk met de Amsterdamse Levina Bouwens, dochter van Lieven Bouwens en Sara Gerrits van Tricht. Nicolaes en Levina gaan op 24 maart 1621 in ondertrouw; de huwelijksvoltrekking volgt op 27 april in de Nieuwekerk.
In het kader van vernoemingen is de naam Sara een mooie aanwijzing om het echtpaar Lieven Bouwens en Sara Gerrits van Tricht eens onder de loep te nemen. Dat levert uiteindelijk een interessante huwelijksafkondiging op. Die van dochter Magdalena Bouwens met de predikant Abelus Lauwens uit Loppersum. Daar komt de naam Lauwens of Louwens in beeld! Bovendien vermeldt de inschrijving: ‘… ende Magdalena Bouwens van Amsterdam, out 28 Jaeren, geen ouders hebbende, geassisteert met haer suster Levina Bouwens, woonende opde Oudezijds Voorburgwall‘. Dat maakt Nicolaes Eliasz Pickenoy dus de aangetrouwde oom van Sara Louwens. Dit familieverband wordt overigens bevestigd in enkele Amsterdamse notariële akten.
Verder met de zoektocht naar neef Niclaes. Nicolaes en Levina blijven na hun trouwen in de buurt van de Oude Kerk wonen op de hoek van de Oudezijds Voorburgwal en de Arend Jacobsz Steeg of Duifjessteeg. Hier worden acht van hun tien kinderen geboren, waaronder een zoon Nicolaes, die op 2 februari 1634 in de Oude Kerk is gedoopt. Neef Niclaes lijkt gevonden!
Dan rijst al snel de vraag wat deze neef eigenlijk in Groningen deed om aanwezig te kunnen zijn bij de huwelijksinschrijving van Christophorus Knowles en Sara Louwens. Tegenwoordig is de reis van Amsterdam naar Groningen prima te doen, maar destijds moet dit een hachelijke onderneming zijn geweest. Het antwoord daarop heb ik niet kunnen vinden. Wel een Groningse huwelijksinschrijving van Nicolaus Picquenoij van Amsterdam en Geertruit Jans van Anloo, weduwe van Simon Spanuijt. Zij trouwen op 22 november 1671 in de Broerkerk.
Gaandeweg ben ik nieuwsgierig geworden naar het leven van neef Nicolaes. Aangezien er weinig over hem te vinden valt, besluit ik dan ook maar de levensloop van zijn vader verder te volgen om op die manier zijdelings een aantal decennia uit het leven van neef Nicolaes mee te krijgen.
Nicolaes Eliasz Pickenoy is in 1629 en 1634 overman van het Amsterdamse Sint Lucasgilde van kunstenaars en kunstambachtslieden, gezeteld in de Waag. In 1637 koopt de inmiddels populaire kunstschilder het grote huis op de hoek van de Sint Antoniesbreestraat, de huidige Jodenbreestraat, en de Zwanenburgwal. Oorspronkelijk is dit het huis en atelier van leermeester Cornelis van der Voort. Na het overlijden van Cornelis in 1624 wordt de inventaris geveild en zijn kunsthandel overgenomen door Hendrick Uylenburgh, kunsthandelaar en neef van Rembrandts vrouw Saskia. Dit pand, gelegen in het centrum van de Amsterdamse kunstmarkt, zal gedurende enkele decennia dan ook bekend staan als portretwinkel en schilderswerkplaats.
Rembrandt van Rijn wordt in 1639 zijn nieuwe buurman. Hij komt naast Nicolaes wonen in het grote koopmanshuis, het huidige Rembrandthuis. De huizen van Rembrandt en Nicolaes zijn gunstig op het noorden gelegen en dus uitermate geschikt om als werkplaats te dienen voor portretten en grote schuttersstukken.
De beide buurmannen krijgen in 1639, samen met nog enkele kunstenaars, ieder de opdracht om een groepsportret van een schutterscompagnie voor de nieuwe Grote Zaal van de Kloveniersdoelen te maken. Voor Rembrandt wordt dit ‘Officieren en andere schutters van wijk II in Amsterdam onder leiding van kapitein Frans Banninck Cocq en luitenant Willem van Ruytenburch’ (1642), beter bekend als ‘De Nachtwacht’ en voor Nicolaes ‘Officieren en andere schutters van wijk IV in Amsterdam onder leiding van kapitein Jan Claesz van Vlooswijck en luitenant Gerrit Hudde’ (1642). Nicolaes ontvangt hiervoor van zijn opdrachtgevers zo’n zestig gulden per persoon.
De beide schuttersstukken hebben een behoorlijk forse afmeting. Het vermoeden bestaat dat Rembrandt zijn ‘Nachtwacht’ buiten onder een afdak op zijn binnenplaats heeft geschilderd. Na voltooiing is het schilderij in opgerolde staat via een vrije uitgang onder het huis van buurman Nicolaes tot de Zwanenburgwal naar buiten gebracht. Waarschijnlijk heeft Nicolaes zijn schuttersstuk in zijn eigen werkplaats vervaardigd. Dat zou betekenen dat deze werkplaats dus hoger en groter zal zijn geweest dan die van Rembrandt.
Het is bekend dat Nicolaes er een trage werkwijze op nahoudt. Op het moment dat hij benaderd wordt voor een opdracht kan hij daar om die reden dan ook geen tijd voor vrijmaken aangezien hij nog werkt aan een schuttersstuk. De opdracht gaat vervolgens via de ‘schilderswinkel’ van Hendrick Uylenburgh naar Rembrandt en zal bekend worden als ‘De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp’ (1632).
Zijn trage manier van werken leidt tevens tot een weddenschap tussen zijn vroegere leerling Bartholomeus van der Helst en de apotheker Pieter Harperts, die op het schuttersstuk voor de Kloveniersdoelen staat afgebeeld. Bartholomeus stelt dat Nicolaes niet in staat zal zijn om te zorgen dat het schilderij ‘op den achtentwintichsten Julij volmaeckt soude opgehangen sijn opde Cluijveniersdoelen deser stede‘. Pieter heeft er alle vertrouwen in dat het Nicolaes wel gaat lukken. De inzet is ‘een stuck schilderij met verscheijden conterfeijtsels’, dat Bartholomeus voor de apotheker gaat maken. Mocht de schilder de weddenschap verliezen, dan hoeft de apotheker het schilderij niet te betalen. Verliest de apotheker daarentegen de weddenschap, dan is hij de schilder het dubbele van de eerder overeengekomen prijs verschuldigd.
Zoals gebruikelijk wordt de weddenschap vastgesteld bij notariële akte. Op 19 juli 1642 worden op verzoek van Pieter Harperts twee kistenmakers opgetrommeld om voor notaris Cornelis Tou een getuigenis af te leggen. Zij verklaren dat ‘… nu eenige dagen geleden in(de) Nieuwe Cluveniersdoelen opd(e) groote sael gebracht ende door haer get(uijgen) in sijn vollen lijsten vastgeset is de schilderije, oft contrafeitsel van(he)t corporaelschap van de heer Capiteijn Jan Claesz van Vlooswijcq, gelijck ick notaris voornoumt, ende de ondergeschreven getuijgen op huijden (he)tselve in sijn volle forme ende lijsten gesien ende bevonden hebben.‘
Over wie de weddenschap gewonnen of verloren heeft ontstaat uiteindelijk een ‘questie’. De schilders Thomas Keijser en Harculus Sandertsz worden als scheidsrechters ingezet om de zaak te beslechten, zo valt te lezen in een notariële akte van 1 oktober 1642: ‘… Alsoo wij eenigen tijt geleeden hebben aengegaen seecker contract van weddinge, naementlijcken dat ick Van der Helst voor Pieter Harperts voornoemt soude maecken een stuck schilderij met verscheijden conterfeijtsels op conditie dat hij Harperts (he)tselve stuck soude voor niet hebben indien seecker schilderij van een Corperaalschap bij Nicolaes Elijas doenmaels te schilderen op den achtentwintichsten Julij lestleden, volmaeckt soude opgehangen sijn op de Cluijveniersdoelen deser stede ende in cas datter contraerie soude werden bevonden dat hij Harberts het voors(egde) stuck mette conterfeijtsels dubbelt soude betaelen als vermogens het contract onder ons handen daervan gemaeckt ende dat ter saecke van de voors(egde) weddinge, wie gewonnen off verlooren hadde, questie is ontstaen.
Soo ist dat wij lieden mitsdesen verclaeren deselve questie ende differentie alingh ende al gesubmitteert ende verbleven te hebben aen de eersamen Thomas Keijser ende Harculus Sandersz beijde schilders binnen deser stede omme bij hen lieden gedecideert ende getermineert te werden soo sij luijden naer recht, reeden ende billicheijt uijt de bewijsen ende reedenen van partijen sullen bevinden te behooren sonder de saecke te mogen kreucken tensij met believen van partijen.‘
Op verzoek van de apotheker verklaart Nicolaes op 2 oktober 1642 voor notaris Cornelis Tou dan ook dat hij ‘… opden 10den dach der lestleden maent Julij opd(e) Nieuwe Cluijveniersdoelen heeft doen brengen seecker schilderij van een corporaelschap van Capiteijn Vlooswijcq bij hem getuijge geschildert ende dat hij getuijge opden 28e der selver maent Julij noch oock daerna, jae selfs eenige dagen daer te vooren aen de gemelte schilderij niet verandert, oft ijets aen geschildert heeft, maer dat het selve stuck all voorden 16e Julij voors(eg)t alsoo volmaeckt was als de geconterfeijte persoonen selffs begeert en geordonneert hebben.’.
Nicolaes verkoopt uiteindelijk het hoekhuis in 1645 aan de Portugese koopman Daniel Pinto voor negenduizend gulden. In 1648 wordt in de huwelijksinschrijving van zijn dochter Elijsabeth (Lijsbet) vermeld dat hij woonachtig is op de ‘Connixgracht’, de tijdelijke benaming voor de Singel in de zeventiende eeuw, als eerbewijs aan Koning Hendrik IV van Frankrijk.
Wanneer Nicolaes is overleden is vreemd genoeg niet bekend. Op 30 mei 1650 wordt hij nog samen met de schilder David Colijn vermeldt als taxateur van schilderijen betreffende een boedelbeschrijving in een akte van notaris Jacob Jansz Westfrisius, een dag later ondertekend door beide heren. Volgens diverse bronnen zou de naam van zijn vrouw Levina opduiken in een akte van oktober 1656, zijnde zijn weduwe. Daar kan ik geen enkele (passende) registratie van vinden. Dezelfde bronnen verklaren dat Levina op 29 november 1662 op het Amsterdamse Karthuizer Kerkhof begraven is. Ook dat is mogelijk, maar ik ben er niet volledig overtuigd dat deze registratie Levina betreft.
Deze zoektocht toont maar weer aan hoe belangrijk het kan zijn om tijdens familieonderzoek aandacht te besteden aan elke naam in een registratie. Het legt soms familieverbanden bloot, waar je vooraf geen enkele weet van had. Dankzij de vermelding van neef Nicolaes Pickenoij heb ik nu, ruim driehonderdvijftig jaar later, aansluiting gekregen op nog eens tweehonderd jaar Groningse familiegeschiedenis.
Tekst: Uit de oude Koektrommel
Bronnen: Scriptio, Rembrandthuis, Carleton, Wikipedia, Library UU en Wikipedia