Header Uit de oude Koektrommel

Opa Cees de ijscoboer

 
Welk kind wil er nu niet een ijscoboer als opa?! Nou, mijn opa was dat. Jammer genoeg ken ik mijn opa alleen van de foto’s en de schaarse familieverhalen; hij is voor mijn geboorte al overleden.

In eerste instantie is mijn opa Albertus Cornelis ‘Cees’ Enklaar smid van beroep. In de adresboeken van Nijmegen worden vervolgens de beroepen arbeider, chauffeur en fabrieksarbeider vermeld. Fabrieksarbeider zal hij bij de Philips zijn geweest, alwaar heel wat andere familieleden hun beleg op de boterham verdienden.
Vervolgens besluit hij zich toe te leggen op het verkopen van zelfgemaakt ijs. IJsventer van beroep, zoals de woningkaart zo mooi vermeld. Zo trekt hij met zijn ijscokar door de straten van Nijmegen om, naar eigen zeggen, het lekkerste ijs van Nijmegen aan de man te brengen. Overigens is deze eigen fabricage van ijs geheel tot groot ongenoegen van mijn oma, die daarvoor als onvrijwillig proefpersoon moet dienen. Teveel zout, te weinig zout. Dikwijls vraagt zij zich hardop af of ‘hij haar soms wil vergiftigen…?!’. Dan is het bij wijze van spreken bukken geblazen om het linea recta geretourneerde ijs op tijd te kunnen ontwijken.

 

IJscokar

De ijscokar van mijn opa.
Bron: © Uit de oude Koektrommel

 
Uiteraard moet je met je tijd meegaan en de ijscokar wordt daarom ingeruild voor een bedrijfsauto. Heel wat zijn er versleten. Bovendien zijn het niet de meest nieuwe en solide auto’s, waardoor het zomaar kan gebeuren dat afgevallen onderdelen de bedrijfsauto spontaan in kunnen halen tijdens het rijden. Zo kan mijn vader zich ook nog goed herinneren dat hij als klein jochie terug moest rennen om een uitgevallen autodeur van de straat te rapen!

 

Bedrijfswagen

De ijscokar wordt ingeruild voor een bedrijfswagen.
Bron: © Uit de oude Koektrommel

 
Mijn opa Cees wordt op 20 september 1899 in Rhenen geboren op nummer 391 van Wijk A als onwettige zoon van Johanna van den Oosterkamp. Zijn moeder trouwt, inmiddels behoorlijk zwanger van haar tweede kind, het jaar daarop op 21 november in Arnhem met mijn overgrootvader Cornelis Albertus Enklaar. Bij dit huwelijk wordt mijn opa erkend en gewettigd.
Dan rijst natuurlijk al snel de vraag of mijn overgrootvader wel de biologische vader van mijn opa zal zijn geweest. De vernoeming lijkt dit te bevestigen. Binnen de familie van Johanna komt de naam Albertus of een variant daarop niet voor. Echter, de vader van Cornelis Albertus heet wel Albert. Bovendien woont Johanna in ieder geval in 1899 al in Arnhem. En misschien wel het ‘meest belangrijke’ feit is, dat er binnen de familie geen enkel gerucht de ronde doet over een mogelijke andere vader.

 

Geboorteakte A.C. Enklaar

De geboorteakte van mijn opa, aangegeven door de vroedvrouw. Aangezien hij in onecht is geboren, krijgt hij de familienaam van zijn moeder Johanna van den Oosterkamp. Bij het huwelijk van zijn ouders is hij erkend en gewettigd. Vanaf dat moment krijgt hij de familienaam Enklaar van zijn vader.
Bron: Utrechts Archief

Op 22 december 1922 trouwt mijn opa Cees in Nijmegen met mijn Nijmeegse oma Wilhelmina ‘Mien’ Ubeda, dochter van Johannes Hendrikus Ubeda en Johanna Hermsen.

 

Huwelijksakte Enklaar-Ubeda1

Huwelijksakte.
Bron: Gelders Archief


 
Huwelijksakte Enklaar-Ubeda2

Vervolg huwelijksakte.
Bron: Gelders Archief

 
In 1924 wonen mijn grootouders op Doddendaal 21. De woningkaarten en adresboeken van Nijmegen volgend, kom ik de volgende woonadressen tegen:

 

Doddendaal 21

1924 A.C. Enklaar, arbeider, Doddendaal 21.
Bron: RAN


 
Oude Heesschelaan 81

1928 A.C. Enklaar, chauffeur, Oude Heesschelaan 81.
Bron: RAN


 
Oude Varkensmarkt 23a

1934 A.C. Enklaar, Oude Varkensmarkt 23a.
Bron: RAN


 
Oude Heesschelaan 53

1936 A.C. Enklaar, chauffeur, Oude Heesschelaan 53.
Bron: RAN


 
Anjelierenweg 20

1940 A.C. Enklaar, Anjelierenweg 20.
Bron: RAN

 
De Tweede Wereldoorlog breekt aan. Mijn grootouders zijn inmiddels vier dochters rijker en een zoon als hekkensluiter van het gezin zal zich in de oorlog als nakomertje nog aankondigen. In de kelder van het grootouderlijke huis zijn in de beschuitbus een pistool en kogels opgeborgen. Ondanks dat dit een publiek gezinsgeheim is, wordt er, ik zou haast zeggen ‘uiteraard’, nooit over gesproken. Behalve de mededeling dat ‘daar niet aangekomen mag worden!‘. Mijn opa komt en gaat; hij schroomt niet om twee weken weg te blijven. Niemand lijkt precies te weten waar hij zich in die tijd heeft opgehouden, alhoewel ik ervan overtuigd ben dat mijn oma zeker van zijn handel en wandel op de hoogte zal zijn geweest. Of in ieder geval een ernstig vermoeden zal hebben gehad. Opvallend genoeg zijn er in zijn perioden van afwezigheid activiteiten van het Verzet geweest, zoals het plaatsen of juist weghalen van explosieven bij een brug, weet een familielid mij later te vertellen.
Na de oorlog wordt de inhoud van de bewuste beschuitbus door mijn oma in de vuilnisbak gedeponeerd. Waarschijnlijk probeert zij op deze manier, voor zover dat mogelijk is, het hoofdstuk oorlog definitief te sluiten. De komst van een manspersoon, die op een dag aanbelt en verklaart te komen voor mijn opa ‘Peter’ die hij kent uit de oorlog, wordt dan ook niet op prijs gesteld. De beste man wordt heengezonden met de opmerking dat ‘hier geen Peter woont…‘. Ondanks verwoede pogingen om wat meer duidelijkheid te krijgen betreffende mijn opa in de oorlogsjaren, is dat tot op heden nog niet gelukt.

Na de oorlog wordt uiteindelijk het huis op de Floraweg 128 betrokken, waar alle dochters op een bepaald moment wel met hun partners bij hun ouders inwonen:

1948 A.C. Enklaar, fabrieksarbeider, Floraweg 128 (inwonend mej. C.A. Enklaar, inpakster levensmiddelenfabriek)
1948 A.C. Enklaar, Floraweg 128 (inwonend M.J. Benda, A.R. Smith)
1951 A.C. Enklaar, Floraweg 128 (inwonend mej. C.A. Enklaar, inpakster levensmiddelenfabriek, A.R. Smith)
1955 A.C. Enklaar, Floraweg 128 (inwonend C.A. Enklaar en echtgenoot J. Schenk)
 

Woningkaart Floraweg 128

De woningkaart van Floraweg 128.
Bron: RAN

 
Mijn opa zou klein van stuk geweest zijn. Volgens mijn vader zo klein, dat hij ‘bij het aardbeien plukken van de trap is gevallen’. Ondanks zijn lengte, of misschien juist wel ter compensatie daardoor, is hij een fanatieke bokser en bokstrainer. Deze traditie van trainer of instructeur in een gevechtskunst zal zich in ieder geval drie opvolgende generaties voortzetten. De klap zal voor mijn fitte opa dan ook des te harder zijn aangekomen op het moment dat hij ongeneeslijk ziek wordt en de gevolgen van deze ziekte hem fysiek niet meer in staat stellen om te kunnen doen wat hij gewend is. Cees moet zich dit maal gewonnen geven en wordt op de dag dat hij drieënzestig jaar zou zijn geworden, begraven op het RK Kerkhof Jonkerbos.

 

Albertus Cornelis 'Cees' Enklaar

Mijn opa in ‘betere tijden’ en zijn laatste foto.
Bron: © Uit de oude Koektrommel


 
1196 - Right

De overlijdensakte van mijn opa.
Bron: Gelders Archief


 

Het bidprentje van mijn opa.
Bron: © Uit de oude Koektrommel


 
 
Tekst: © Uit de oude Koektrommel