Header Uit de oude Koektrommel

Doop onder conditie

 
Al bladerende door de Katholieke doopregisters kunt u de vermelding ‘op conditie’, ‘onder conditie’ of ‘sub conditione’ tegenkomen. Letterlijk betekent dit ‘onder voorwaarde’. Bij een dergelijke vermelding kunt u ervan uitgaan dat er tijdens of vlak na de geboorte van de gedoopte een ‘nooddoop’ heeft plaatsgevonden door veelal de vroedvrouw.

 

Doop sub conditione

19 Octobris (1657) baptizata est sub conditione (erat enim ob periculum baptizata ab obstetrice Adriana Petri Ooms)…; Op 19 oktober (1657) is onder voorwaarde gedoopt (was namelijk vanwege (stervens)gevaar gedoopt door vroedvrouw Adriana Petrus Ooms)…
Bron: FamilySearch


 
 
Voorgeborchte

Kinderen, die tijdens de geboorte of voor de kerkelijke doop kwamen te overlijden, zouden volgens de theorie van Paus Gregorius I uit 593, overigens geen officiële leer van de Katholieke Kerk, nog steeds belast zijn met de erfzonde, waardoor opname in de hemel uitgesloten was. Zij gingen echter ook niet naar de hel of het vagevuur aangezien zij nog geen zonden hadden begaan, maar kwamen terecht in het ‘voorgeborchte’ of ‘limbus puerorum’, een ‘wachtkamer van de hemel’, alwaar hen het eeuwige geluk wachtte tot de Dag des Oordeels, echter zonder de directe aanschouwing van God.
Deze ongedoopte kinderen werden anoniem, een naam werd immers pas bij het doopsel gegeven, en zonder enig ceremonieel in ongewijde grond begraven tussen zondaars als heidenen, criminelen en zelfmoordenaars. Dit kon zelfs ’s avonds of ’s nachts ‘stil’ en zonder de aanwezigheid van de ouders plaatsvinden.
Op 21 april 2007 heeft Paus Benedictus XVI officieel het voorgeborchte voor ongedoopte overleden kinderen achterhaald verklaard. De barmhartigheid van God wordt aangenomen zó groot te zijn dat hij al diegenen, die rechtvaardig geleefd hebben of buiten hun schuld om niet gedoopt zijn, in de hemel toelaat.
 
 
 
Nooddoop

Het was dus zaak voor Katholieken om een kind zo snel mogelijk, het liefst dezelfde dag nog maar zeker binnen drie dagen, te laten dopen, zodat bij onverhoopt overlijden het kind verlost zou zijn van de erfzonde.
Om deze reden konden vroedvrouwen of ouders, bij afwezigheid van een priester, zelf het doopsel toedienen tijdens een bevalling, waarbij het leven van het kind in acuut gevaar was. In dergelijke omstandigheden kon eigenlijk iedereen een nooddoop uitvoeren, mits men zich hield aan de strikte doopregels die door de Katholieke Kerk waren opgelegd. Bij voorkeur werd de nooddoop overgelaten aan een Katholiek, maar ook een niet-gedoopte of zelfs ongelovige persoon kwam in aanmerking. Toch zal het in de meeste gevallen de vroedvrouw zijn geweest, die deze taak vervulde.
 
 
 
Doop ‘in utero’

Een doopsel kon alleen geldig zijn door het uitspreken van de voorgeschreven bewoordingen en het besprenkelen met doopwater van het lichaam en met voorkeur het hoofdje. In noodgevallen, wanneer er de angst bestond dat het kind de tocht door het geboortekanaal niet zou overleven, werd het kind gedoopt terwijl het zich nog in de baarmoeder bevond, oftewel gedoopt ‘in utero’. Hiervoor gebruikte men een doopspuit gevuld met wijwater.
 
 
 
Doop ‘sub conditione’

Een kind kon niet twee maal gedoopt worden. In het geval dat er werd getwijfeld aan de geldigheid of volledigheid van de toegediende nooddoop stond de Katholieke Kerk het toe ‘voor de zekerheid’ het doopsel ‘onder conditie’ of ‘sub conditione’, oftewel ‘onder voorwaarde’ door een priester te laten verrichten. Hierbij werd het kind gedoopt onder de voorwaarde: ‘Si non es baptizatus, ego te baptizo in nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti.’, ‘Als je niet gedoopt bent, doop ik je in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.’
Dit doopsel kon, in aanwezigheid van doopgetuigen, plaatsvinden in het ouderlijk huis (in domo parentum), in de kerk (in ecclesia) of met een plechtigheid (cum caeremoniis).

Niet alleen in de Katholieke Kerk kende men de doop onder conditie, maar ook in de Orthodoxe Kerken, de Oriëntaals-Orthodoxe Kerk en de Assyrische Kerk van het Oosten, waar de wijze van doopbediening in hoofdzaak overeenstemt.

 

Doop op conditie

Joannes Hendricks werd op 29 september 1738 te Schaijk ‘op conditie’ gedoopt. Met Joannes kwam het helemaal goed: hij overleed op 26 augustus 1827 te Schaijk op 88-jarige leeftijd.
Bron: FamilySearch


 
 
Tekst: Uit de oude Koektrommel
Bronnen: o.a. DBNL, Heemkunde Vlaanderen, De Baets, Wikipedia Voorgeborchte, Katholiek en Brugse Verenigingen