De Saintvenantjes
Deel 2 uit de serie: Personen uit het ‘Doode-Boek van Burgemeesteren & Hoofd Officier’ onder de aandacht.
Sintvinnant, Sintvenant, Stintvenant. Met zo’n bijzondere naam kan het niet anders of moet dit wel familie zijn.

Den 16 Maart 1803 Een vrouwspers(oon) gehaald van de Prinsegragt bij de Runstraat booven een stal zijnde genaamt Anthonia Sintvinnant begraven op ’t Anthonijs Kerkhoff den 18 Maart 1803.
Bron: Stadsarchief Amsterdam

Den 2 Januarij 1804 Een vrouwspers(oon) gehaald van de Prinsegragt bij de Runstraat boven de stal van de Heer de Bruijn zijnde genaamt Agatha van Os weduwe van Pieter Joseph Sintvenant begraven op ’t Anthonijs Kerkhoff den 5 dato.
Bron: Stadsarchief Amsterdam

Anno 1811 De Maant Junij 27 Een vrouws(persoon) gehaald van Duijve Mark tusse de Paseerdestraat op de Baangragt bij de Loiersgragt zijnde genaamt Petronella Stintvenant.
Bron: Stadsarchief Amsterdam
Ik trap af met Agatha van Os, weduwe van Pieter Joseph Sintvenant. Agatha wordt op 1 oktober 1724 gedoopt in de Nederduits-Gereformeerde kerk van IJsselstein als dochter van Willem van Os en Agatha Koning.

De doopinschrijving van Agatha van Os.
Bron: Het Utrechts Archief
Zij leert de militair Pieter Joseph Sint Venant kennen, dienende onder de Overste en Kapitein de Patot, met wie zij op 12 maart 1747 in de ‘publique kerk’ van IJsselstein trouwt. Het huwelijk kan alleen doorgang vinden onder de belofte dat de eventuele kinderen gereformeerd zullen worden opgevoed. De huwelijksinschrijving luidt:
‘Den 4 Maart (1747)
Zijn na vertoonde blijk van permissie van den Overste & Cap.tn en met toestemming van de vader der bruid, alhier wettig ondertrouwt
Pieter Joseph St. Venant J.M. onder den Overste de Patot, geboortig van Halewijn bij Meenen en
Agatha van Os J.D. van IJsselstein
Onder belofte, van de kinderen, die uit dit houwelijk mochten voorkomen, in de Gereformeerde religie te sullen opbrengen.
Op ordre van de Magistr. zijn aan deze personen twee huwelix proclamatien op eenen dag vergunt, & zijn ze vervolgens in de publique kerk getrouwt op den 12 Maart.’

De huwelijksinschrijving van Pieter Joseph St. Venant en Agatha van Os.
Bron: Het Utrechts Archief
Pieter Joseph Sint Venant wordt als Petrus Joseph Saint Venant op 1 maart 1718 in Halewijn, het Franse Halluin, gedoopt. Hij is de zoon van Bartholomeus Saint Venant en Marie Catherine Samijn en is de dag ervoor in de middag geboren. Net negenentwintig jaar oud wordt hij met de hoogzwangere tweeëntwintigjarige Agatha in de echt verbonden.

De doopinschrijving van Petrus Joseph Saint Venant.
Bron: Archives départementales du Nord
Het stel blijft in IJsselstein wonen. Daar ziet een dochtertje Catharina bijna twee maanden na de huwelijksvoltrekking het eerste levenslicht. Helaas hebben ze één jaar en drie dagen na haar doop afscheid moeten nemen van hun eerste kind.
Het jaar daarop, om precies te zijn op 17 april 1749, benoemt het stadsbestuur Joseph tot zakkendrager. Een kleine vier maanden later, op 7 augustus, behoort hij tot het viertal mannen, dat door het stadsbestuur van IJsselstein wordt benoemd tot bier- en wijndragers en neemt men hen de eed af. Het lijkt te zijn gedaan met zijn militaire carrière. Er moet brood op de plank komen, want Agatha is inmiddels zwanger van hun tweede kind.
Ongetwijfeld zal het een zwaar beroep zijn. De bier- en wijndragers transporteren van stadswege bier, wijn en andere vloeistoffen die aan accijns onderworpen zijn, naar de kelders van de groothandelaren, particulieren of tappers. Vaak moeten de vaten uit de schuiten aan de bierkaai worden gelost. De bier- en wijndragers werken volgens vaste voorschriften tegen vastgestelde tarieven. Het nuttigen van alcoholhoudende dranken is strikt verboden tijdens het werk. Om deze reden geldt dan ook de bepaling, dat er geen tapperijen aan de bierkaai gevestigd mogen zijn. Een slokje om op kracht te komen, zit er dus niet in voor Joseph.

De bierdrager (door Jan Luyken, 1711).
Bron: Rijksmuseum (Licentie: Publiek Domein)
We zijn inmiddels acht jaar en vier kinderen verder, wanneer we Joseph weer in de archieven van Baronie- en Stadsbestuur van IJsselstein tegenkomen. Het stadsbestuur besluit tot vaststelling van een nieuwe eed, die de wijn-, bier- en zakkendragers in de toekomst moeten afleggen. De opgeroepen wijn-, bier- en zakkendragers, waaronder Joseph, verklaren officieel al eerder de eed te hebben afgelegd. Ook wordt Joseph poorter van de stad. Nadat hij de daarvoor geldende vergoeding heeft betaald, neemt het stadsbestuur hem op 15 september 1757 de eed af. Dat levert hem een baan op als nachtwaker. Helaas gaat dat niet van een leien dakje. Tweeënhalve maand later ontbiedt hetzelfde stadsbestuur hem. Joseph blijkt als nachtwaker zijn ronde verzuimd te hebben. Daar heeft hij naar eigen zeggen een goede verklaring voor: hij was ziek geworden. Het stadsbestuur strijkt met de hand over het hart. Voor deze ene keer zal er geen straf volgen. Maar…, zo draagt men aan hem op, voortaan moet hij direct de burgemeesters verwittigen mocht hij weer ziek worden tijdens zijn ronde. Ook wordt hem en zijn collega opgedragen om ’s nachts de grote ronde te doen, niet de kleine.

IJsselstein, waar Joseph heeft verzuimd zijn ronde te lopen.
Bron boven: Rijksmuseum (Licentie: Publiek domein)
Bron onder: Rijksmuseum (Licentie: Publiek domein)
Dit lijkt goed te gaan. Een aantal jaren is het stil rondom Joseph, die onderwijl vader is van zes kinderen in de leeftijd van 12 jaar tot tien maanden, tot het hem een goed plan lijkt om herbergier te worden. Op 29 juli 1762 verleent het stadsbestuur hem toestemming tot het drijven van een herberg in plaats van de overleden Adrianus Benschop. Of het exploiteren van de herberg niks geworden is, of dat Joseph dat naast zijn overige werkzaamheden doet, is niet duidelijk. Het zou zelfs heel goed mogelijk zijn dat Agatha de boel runt om extra inkomsten te genereren. Wel is bekend dat hij nog steeds de beroepen van beëdigde bier- en wijndrager uitoefent naast het nachtwaken. Je kan je afvragen wanneer de beste man ooit tot zijn rust kan komen.
Alle bier- en wijndragers van IJsselstein worden op 28 april 1763 bij het stadsbestuur ontboden. Er vindt een wisseling plaats. De oudgedienden, waaronder Joseph, moeten zich samen met de opzichter op het stadhuis melden. Hun eed wordt opnieuw afgenomen en de bestuurders drukken hen nogmaals op het hart om zich strikt te houden aan de ordonnantie.

Het stadhuis van IJsselstein waar Joseph menige keer ontboden is.
Bron: Rijksmuseum (Licentie: Publiek Domein)
Ruim een jaar later is het foute boel, zo is te lezen in de raadsnotulen van 22 augustus 1764. Nachtwaker en klepperman Joseph is zonder toestemming vertrokken. In zijn plaats wordt iemand anders benoemd, want het werk moet natuurlijk wel doorgaan. Lang heeft zijn afwezigheid niet geduurd. Op 13 september meldt Joseph zich met hangende pootjes bij het stadsbestuur. Mogelijk gestuurd door zijn vrouw gaat diep door het stof, biedt zijn verontschuldigingen aan en verzoekt zijn functie van nachtwaker weer te mogen vervullen. Uit medelijden met zijn grote gezin besluit men hem opnieuw te benoemen. Een geluk voor Joseph, want op het niet vervullen van diensten stonden hoge boetes. Wel zal zijn plaatsvervanger het ambt voorlopig nog zes weken waarnemen.
Het beroep nachtwaker is overigens een slecht betaalde baan. De nachtwaker, in dienst van de stad en daarmee indirect betaald door de bewoners, loopt van zonsondergang tot zonsopgang zijn ronde en waakt, zoals het woord al zegt, over de stad en slaat alarm bij brand, misdaden of ander gevaar. Joseph is ook klepperman, zo wordt vermeld. Een nachtwaker, uitgerust met een klepper.

Nachtwaker (door Isaac Vincentsz. van der Vinne, 1689-1691).
Bron: Rijksmuseum (Licentie: Publiek Domein)
Eind augustus van het opvolgende jaar meldt zich kind nummer acht aan. Een dochtertje Willemina, dat amper een maand later overlijdt. Joseph haalt de boeken niet meer met zijn acties. Zijn laatste vermelding is te vinden in het begraafboek. Op 20 juni 1787 wordt Joseph begraven. Hij is precies zeventig jaar oud geworden.

Begraafinschrijving van Joseph Saintvenant.
Bron: Het Utrechts Archief
Terug naar Agatha en haar kinderen Catharina (Kaatje), Pietronella, Agatha, Antonia, Maria en Bartholomeus (Bart). Zoon Bartholomeus houdt het voor gezien in IJsselstein en vertrekt naar Amsterdam. Weliswaar zonder akte van indemniteit, maar indien nodig zal door de stad IJsselstein een akte worden verstrekt, zo wordt vermeld in de notulen. Wonende in de Utrechtsestraat trouwt hij op 3 augustus 1784 met zijn vaders consent in de Nieuwe Kerk met de uit Lochem afkomstige Willemina Kraa.

Ondertrouwinschrijving van Bart Sintvenant en Willemina Kraa.
Bron: Stadsarchief Amsterdam
Zus Pietronella volgt hem al snel naar Amsterdam. Op 15 april 1784 wordt zij in het Amsterdamse lidmatenboek ingeschreven en woont zij op de Binnen Amstel. Op 17 april 1795 gaat zij in ondertrouw met de uit Zwolle afkomstige Pieter Leenaart, geassisteerd door haar moeder Agatha van Os. Alle drie zouden op de Kerkstraat wonen, tussen de Leidsestraat en de Spiegelstraat. Bijzonder aan de inschrijving is de vermelde leeftijd van Pietronella. Er wordt beweerd dat zij, net als Pieter, dertig jaar oud is. Echter op dat moment heeft zij al de leeftijd bereikt van drieënveertig jaar. Misschien kon ze met haar frisse uitstraling door voor dertig. Wie weet.

Inschrijving van Petronella Sevenant in het lidmatenboek van Amsterdam.
Bron: FamilySearch

Ondertrouwinschrijving van Petronella Sentvennant en Pieter Leenaart.
Bron: Stadsarchief Amsterdam
Financieel maakt het echtpaar zware tijden mee, waarbij in ieder geval van 1804 tot 1811 een beroep moet worden gedaan op de winterbedeling door het Huiszittenhuis. De Huiszittenhuizen zijn de huizen van waaruit de bedeling aan ‘huiszittende armen’ plaatsvindt. De officieel geregistreerde armen die niet in een gasthuis of tehuis zijn gehuisvest, maar nog in hun eigen huis wonen. Pieter en Pietronella blijven kinderloos. Op 27 juni 1811 wordt zij dood aangetroffen op de Duivenmarkt tussen de Passeerdersstraat op de Baangracht bij de Looiersgracht, negenenvijftig jaar oud.

Inschrijving van Petronella Sintevenant in het register van de Huiszittenhuizen.
Bron: Stadsarchief Amsterdam
Zus Agatha is inmiddels ook uitgevlogen. Zij vertrekt als dienstmeid naar Utrecht en trouwt daar op 1 mei 1787 met de uit het Duitse Nordhorn afkomstige metselaarsknecht Dirk Roelink Lambers. Exact drie maanden later wordt zij als lidmaat te Amsterdam ingeschreven, wonende op de Egelantiersstraat. Zij wordt weduwe als op 5 november 1819 haar man komt te overlijden in hun huis op de Spiegelstraat nummer 43. Zo’n vijf maanden later besluit Agatha terug te keren naar IJsselstein, waar zij op 15 januari 1821 op zesenzestigjarige leeftijd overlijdt in de Benschopperstraat nummer 171.

Huwelijksinschrijving van Agatha Sevenant en Dirk Roelink Lambers.
Bron: Het Utrechts Archief

Inschrijving van Agatha Sintvenant in het lidmatenboek van Amsterdam.
Bron: FamilySearch
Moeder Agatha en haar dochter Antonia nemen tevens het besluit om naar Amsterdam te vertrekken. Op 29 mei 1788 worden beiden ingeschreven in het lidmatenboek. Zij wonen dan in de Elandsstraat. Antonia leert de Duitse kleermaker Bernhardus Essenberg kennen, afkomstig van Brünen bij Wesel. Op 29 maart 1789 trouwen ze in de Nieuwe Kerk. Zowel Bernhardus en Antonia als moeder Agatha wonen op dat moment in de Elandsstraat over de Franse Tuin. Uiteindelijk zullen zij hun intrek nemen op de Prinsengracht nummer 248. Antonia wordt op 16 maart 1803 op vijfenveertigjarige leeftijd dood aangetroffen in haar huis op de Prinsengracht bij de Runstraat boven een stal, mogelijk die van de heer De Bruijn.

Inschrijving van Agatha van Os in het lidmatenboek van Amsterdam.
Bron: FamilySearch

Inschrijving van Anthonia Sevenant in het lidmatenboek van Amsterdam.
Bron: FamilySearch

Ondertrouwinschrijving van Anthonia Saintvenant en Bernhardus Essenberg.
Bron: Standsarchief Amsterdam
De zussen Catharina en Maria blijven dichter bij hun geboorteplaats. Catharina zal haar volwassen leven in Benschop vertoeven. Zij trouwt daar, inmiddels al zesenveertig jaar oud, op 22 mei 1796 met de weduwnaar Dirk den Oudsten. Elf jaar later is zij zelf weduwe als ze zich in de echt laat verbinden met de weduwnaar en schoenmaker Johannis Hermanus Brass. Catharina overlijdt op eenenzestigjarige leeftijd op 25 februari 1811 in Benschop.

Huwelijksinschrijving van Catharina Sintvenant en Dirk den Oudsten.
Bron: Het Utrechts Archief

Huwelijksinschrijving van Catharina Ceintfenant en Johannis Hermanus Brass.
Bron: Het Utrechts Archief
Maria is de enige van de kinderen die het prima lijkt te bevallen in IJsselstein. Ook zij trouwt op oudere leeftijd. Op 10 juni 1804 stapt zij als vierenveertigjarige in het huwelijksbootje met weduwnaar Arie Boele. Arie is schipper van beroep, die met zijn aak of open schuit goederen vervoert. Het echtpaar woont in huis nummer 26. Dit huis met erf is het erfpacht subject ten behoeve van Jan Bos, belend ten oosten Jan Bos en ten westen de Rooms-Katholieke Kerk. In dit huis overlijdt Maria op zeventigjarige leeftijd op 30 september 1830.

Huwelijksinschrijving van Maria Saintvenant en Arij Boele.
Bron: Het Utrechts Archief

Gedeelte uit de Memorie van Successie; kantoor IJsselstein d.d. 10 maart 1831.
Bron: Het Utrechts Archief
De onderlinge band tussen de kinderen moet goed zijn, want er vindt regelmatig een getuigenwisseling plaats bij gebeurtenissen. Veelal is moeder Agatha ook van de partij. Tot zij op 2 januari 1804 overlijdt op hetzelfde adres als haar dochter Antonia een jaar eerder: de Prinsengracht bij de Runstraat boven de stal van de heer de Bruijn. Agatha bereikte de leeftijd van negenenzeventig jaar.
Overigens heeft de voortzetting van de familienaam in de lijn van Joseph niet lang geduurd. Zijn enige zoon Bart krijgt, naast dochters en vroeg overleden zoontjes, alleen een zoon Anthonij Gerrit die de volwassen leeftijd bereikt en als mannelijke naamdrager geldt. Met alleen een dochter is deze kleinzoon van Joseph daarmee de laatste in de rij.
Tekst: © Uit de oude Koektrommel
Databank: Haaldoden Amsterdam 1777-1811