Header Uit de oude Koektrommel

 
Deel 3 uit de serie: Personen uit het ‘Doode-Boek van Burgemeesteren & Hoofd Officier’ onder de aandacht.
 
 
Zwemmen deden zeemannen niet; dat maakte de zeegeesten hongerig. De meeste zeelui hadden dan ook niet geleerd om te zwemmen. Dan maar liever de snelle verdrinkingsdood. En dat was precies wat kapitein Gabriel Godzen overkwam op 25 februari 1799. Hij wist de gevaren van menige wereldzee te trotseren, maar verdronk dicht bij huis: het IJ in Amsterdam. Destijds nog een uitloper van de Zuiderzee waar het soms erg onstuimig kon zijn.

Het Amsterdamse ‘Doode-Boek van Burgemeesteren & Hoofd Officier‘ vermeldt:
‘Den 25 Februarij 1799. Een Manspers(oon) gehaald van het Kamper Hooft. Was op Eij verdronken, was Een Capitijn Genaamt Gabriel Gotze. Te Huijs gebragt op Dato.’

 

Gabriel Godzen haaldoden

De vermelding van Gabriel Gotze in het ‘Doode-Boek van Burgemeesteren & Hoofd Officier‘.
Bron: Stadsarchief Amsterdam

 
Gabriel komt van Christiaansant, zo valt te lezen in het ondertrouwregister. Hij is Luthers, zevenentwintig jaar oud en woont in de Ridderstraat als hij op 11 juni 1773 in Amsterdam zijn ondertrouw laat intekenen met de drieëntwintigjarige Amsterdamse Laurencia Laurens. Ook zij is Luthers en woont op dat moment op Rapenburg.

 

Ondertrouw Gabriel Godzen

Ondertrouwinschrijving van Gabriel Gotzen en Laurencia Lourens.
Bron: Stadsarchief Amsterdam

 
Mede dankzij de in het ondertrouwregister vermelde naam van haar moeder Martha Zijbrants, is de Lutherse doopinschrijving van Laurencia al snel gevonden. Op 25 februari 1750 wordt zij als Louwerensje gedoopt; dochter van Louwerens Machielse en Marta Sijbrants.

 

Doop Louwerensje

De doopregistratie van Louwerensje.
Bron: Stadsarchief Amsterdam

 
Op zondag 27 juni 1773 om vier uur worden Gabriel en Louwerensje in de Lutherse Kerk door dominee Weslings in de huwelijkse staat bevestigd. In het huwelijksregister staat onder dezelfde datum en tijd een ander koppel genoteerd: Jurrian Goverse en Anna Matthijsen. Deze Juriaan Govers is eveneens afkomstig van Christiansand en woont tevens in de Ridderstraat. Bovendien zijn Juriaan en Anna op dezelfde dag in oudertrouw gegaan. Het kan haast niet anders dan dat Gabriel en Jurrian elkaar goed gekend hebben. Misschien zijn zij zelfs gelijktijdig uit Noorwegen naar Amsterdam vertrokken. Wie zal het zeggen. Helaas overlijdt Juriaan al op 2 november 1773, waardoor er geen verdere documentatie over hem bestaat om een goede link tussen de twee mannen te kunnen leggen.

 

Huwelijk Gabriel Godsen

De huwelijksinschrijving in de Lutherse Kerk.
Bron: FamilySearch

 
Gabriel kwam dus van Christiaansant, het huidige Kristiansand in Noorwegen. Zijn geboortejaar zou zo rond 1746 moeten zijn. Hoe ik ook zoek in het Noorse archief, er is geen ‘passende’ Gabriel te bekennen. Sterker nog, er is in een ruime marge van omliggende jaren slechts één enkele Gabriel gedoopt. Evenmin vind ik een resultaat voor Juriaan Govers. Zo ook niet van de Christiaan Godzen, die veelvuldig als getuige bij de doop van de kinderen van Gabriel en Louwerensje wordt opgetrommeld. Dit gegeven in combinatie met kleine hints die wijzen richting Denemarken, maken het ietwat aannemelijker dat Gabriel van origine weleens Deens zou kunnen zijn en vanuit Denemarken via Kristiansand in Amsterdam terecht is gekomen. Op zich niet zo heel raar als je bedenkt dat in vroege tijden al een rechtstreekse vaarverbinding bestond tussen Denemarken en Noorwegen.

Het mooie van onderzoek doen naar een zeeman, en dat was Gabriel, is om perioden uit zijn leven te kunnen reconstrueren aan de hand van de gegevens uit de monsterrollen, scheepsverklaringen, zeebrieven en averijgrossen. Vooral deze scheepsverklaringen, gebaseerd op de logboeken van de kapitein, geven een uitstekend kijkje in de gebeurtenissen rondom een schip.

Gabriel moet al met de nodige ervaring als zeeman naar Amsterdam zijn gekomen. In 1774 is hij stuurman aan boord van het schip de Johanna Elizabeth onder kapitein Siewert Evertz. Beladen in het Amerikaanse Havre de Grace, zet het schip van daaruit koers richting Amsterdam, waar het tussen Durgerdam en Schellingwoude averij oploopt.

 

Scheepsverklaring 20 augustus 1774

Gedeelte uit de scheepsverklaring van 20 augustus 1774.
Bron: Stadsarchief Amsterdam

 
Zes jaar later is Gabriel opperstuurman aan boord van het galjoen de Juffrouw Eleonora Catharina onder kapitein Jan Dirkse met bestemming Curaçao. Het schip vertrekt eind maart 1780 vanuit de haven van Amsterdam. De terugreis, met aan boord onder andere pakken tabak, huiden, suiker en ‘orange-appelen’, zal een avontuur worden met alle ingrediënten voor een spannend boek. Stormen, orkaan, hoge en holle zee, zware stortzee, kapers, averij. Je kan het zo gek niet bedenken of de bemanning heeft het meegemaakt. Uiteindelijk zorgt de scheuring tussen Engeland en Holland voor het definitieve einde van deze vaart voor de bemanning. De lading is beschadigd en de Engelsen zijn de nieuwe vijanden geworden. Er is geen gelegenheid de terugreis met enige gerustheid te kunnen vervolgen. Op Saint Thomas adviseert men de kapitein om het schip publiek te verkopen. Hier wordt gehoor aan gegeven. Op 7 mei 1781, ruim een jaar na zijn vertrek uit Amsterdam, stapt Gabriel aan boord van een Deens schip met bestemming Kopenhagen om vervolgens eindelijk weer voet op eigen bodem te zetten.
 

Monsterrol Eleonora Catharine 1

Monsterrol van de Eleonora Catharine; d.d. 17 maart 1780.
Bron: Stadsarchief Amsterdam


 
Monsterrol Eleonora Catharine achterzijde

De achterzijde van de monsterrol met de vermelding van Gabriel Godzen.
Bron: Stadsarchief Amsterdam


 
West-Indie

Vanaf Curaçao zet het schip op 26 september 1780 noodgedwongen koers naar Saint Kitts, waar men op 4 november 1780 aankomt. Dezelfde dag zoeken ze een veilige haven bij Sint Eustatius. Op 6 november vaart het schip ter reparatie naar Saint Thomas, waar het tot 6 mei 1781 zal blijven liggen tot het in de publieke verkoop gaat.

 
Na verloop van vier jaren besluit Gabriel dat de tijd daar is om zelf kapitein te worden. Voor zover bekend wordt hij voor het eerst als schipper aangesteld op De Jonge Jacobus, zo blijkt uit het register van zeebrieven. De zeebrief is verkregen op 4 augustus 1784.

 

Zeebrief De Jonge Jacobus 4 augustus 1784 a

Vermelding in het register van zeebrieven; De Jonge Jacobus, 4 augustus 1784.
Bron: Stadsarchief Amsterdam

 
Lang zal hij niet op dit schip varen. Op 16 december van hetzelfde jaar vertrekt hij als kapitein van het fregatschip de Vrouwe Florentia van Amsterdam naar Curaçao, waar hij op 8 maart 1785 aankomt. Van daar uit maakt hij een tussenstop in het Haïtiaanse Port-au-Prince. Dit schip lijkt hem beter te bevallen. De komende jaren blijft Gabriel kapitein van de Vrouwe Florentia, tot het schip op 2 april 1787 onder de hamer gaat.

 

Zeebrief Vrouwe Florentia 30 november 1784

Vermelding in het register van zeebrieven; De Vrouwe Florentia, 30 november 1784.
Bron: Stadsarchief Amsterdam


 
Amsterdamse courant 27 maart 1787 Verkoop Vrouwe Florentia

De verkoop van de Vrouwe Florentia; Amsterdamse Courant van 27 maart 1787.
Bron: Delpher

 
Tien dagen later vaart hij met zijn nieuwe aanwinst, het tweedeks snauwschip de Meeuw, uit naar Magador, de Portugese naam van het huidige Essaouira in het westen van Marokko aan de Atlantische Oceaan. Op 18 juli hebben ze in Mogador de volle last aan boord, bestaande uit pijpen olie, vaten gom, zoete en bittere amandelen, drogerijen en andere koopmanschappen. Enkele dagen later lichten ze het anker en gaan ze onder zeil richting Amsterdam. Het valt niet mee om de reis te vervolgen met stijve gereefde marszeilen, koelte uit het noordoosten en een hoge tegenlopende zee, waardoor het schip sterk werkt en slingert. De komende weken blijven de veranderlijke winden hun parten spelen. Het ene moment brengt een zuidwesten wind goed weer met zich mee, om vervolgens zeer onverwachts naar het noordnoordwesten uit te schieten hetgeen een zware zee uit het zuidwesten veroorzaakt.
Wanneer ze op 28 augustus op drie mijlen afstand Goudstaart passeren, wordt Gabriel doodziek nadat hij zich door een val in de kajuit zwaar heeft bezeerd. Toch moeten ze door. Vier dagen later bereiken ze de kust van de Singels (Dungeness), waar ze af en aan blijven zeilen tot een dag later een Engelse loods aan boord komt. Voor vijf ponden sterling is deze bereid om het schip onder de Singels ten anker te brengen. Voor dat geld zal de loods ook een dokter van de wal aan boord halen om de zieke Gabriel te onderzoeken. Zo gezegd, zo gedaan. Het schip wordt om drie uur ’s middags voor anker gelegd. Op order van de dokter wordt de nog steeds zeer zieke Gabriel de volgende dag aan wal gebracht, waar hij tot 15 september zal blijven. Ietsjes opgeknapt en met een loods van Den Helder aan boord, lichten ze op 16 september het anker om aan de terugreis te beginnen. Maar het is nog niet gedaan met de pech. Op dat moment komt een groot fregatschip op hun af en zeilt aan stuurboord tegen het achterschip, waarbij De Meeuw grote averij oploopt. Het fregatschip zeilt weg zonder dat iemand van het scheepsvolk iets heeft gezegd. Aangezien het donker is, weten ze noch de naam van het schip noch die van de kapitein. Waarschijnlijk is het een Deens fregatschip dat samen met hun voor anker heeft gelegen onder Singels. Nadat de timmerman de schade zoveel mogelijk heeft hersteld, zeilen ze met de goede gelegenheid van een zuiden wind uit en passeren om zeven uur ’s ochtends Dover. De volgende dag rond het middaguur leggen ze aan bij de rede van Texel. Na een tussenstop op Pampus wordt op 19 oktober in Amsterdam het laatste gelost en uitgeleverd. Herwaarts arriverende schepen moesten immers volgens de gerecipieerde zeerechten binnen vijftien dagen ontladen worden.

 

Zeebrief De Meeuw 10 april 1787

Vermelding in het register van zeebrieven; De Meeuw (abusievelijk geschreven als De Neef), 10 april 1787.
Bron: Stadsarchief Amsterdam


 
Route Zuid-Engeland

De eerste tocht met De Meeuw zal Gabriel zich nog lang heugen.

 
Een goed jaar later staat het schip ter veiling aangesteld in Amsterdam. Die veiling zal geen voortgang hebben, maar wordt uitgesteld tot nader advertentie. Die advertentie blijft uit. Gabriel zal tot waarschijnlijk zijn overlijden aan toe als kapitein van de Meeuw blijven varen en nog hachelijke avonturen met het schip beleven.

 

Amsterdamse courant Verkoop de Meeuw 2 september 1788

Verkoop van De Meeuw; Amsterdamse Courant, 2 september 1788.
Bron: Delpher


 
Leydse courant 8 september 1788 Verkoop de Meeuw

Uitstel van de verkoop; Leijdsche Courant 8 september 1788.
Bron: Delpher

 
Verliep de eerste vaart met het schip De Meeuw al niet vlekkeloos; mogelijk heeft de tweede reis op zee mede geleidt tot het besluit van de verkoop. Gabriel vertrekt op 19 december 1787 vanaf Texel richting Magador. Hij komt in zware stormen terecht, waardoor het schip roerloos wegdrijft. Door de zware zeestormen, die met een zodanig geweld tegen het schip slaan, wordt het roer zo’n drie voet boven water aan stukken geslagen en drijft het onderste gedeelte ervan weg. Tien dagen drijven ze zo zonder roer voort tot het weer op 29 december handzamer wordt. Ze praaien een Zweeds schip om hun naar de Spaanse plaats Ferrol te slepen. Van twee reserve stangen wordt een noodroer gemaakt en vier dagen lang zeilen ze voort tot het ankertouw dicht bij de boeg afbreekt en ze door de harde wind het brigantijnschip niet terug kunnen krijgen. Zo dobberen ze een week lang rond op zee. Dan verschijnt er een Portugees schip, waarvan de bemanning hun belooft het schip naar het Galicische Coruña te slepen zodra het licht is. Echter bij het krieken van de dag moeten ze helaas constateren dat het Portugese schip met de noorderzon is vertrokken.
Een kleine twee weken later is de bemanning van een Engelse brigantijn wel bereid een handje te helpen. Aan boord van de Meeuw is geen touw meer voorradig, maar de Engelsen hebben nog een paardenlijn, waaraan ze een boei bevestigen en deze toewerpen. Dat lijkt te lukken. Toch breekt ook dit touw tijdens het slepen af. Inmiddels is het nacht geworden en kunnen ze met behulp van het ankertouw zo goed en zo kwaad als het kan toch ietsjes sturen. Twee dagen later zien ze op anderhalve mijl van hun Goudstaart, maar ze kunnen geen loods krijgen. De volgende namiddag lacht het geluk hun ogenschijnlijk toe. Er komt hulp aan boord en met een touw en op accordatie van goede mannen probeert men hun in het donker binnen te slepen. Echter, het schip is onbestuurbaar en het is onmogelijk om de Meeuw binnen te brengen. Alweer een flinke tegenvaller. Toch weten ze Torbay te bereiken en daar blijft het schip tot 13 februari 1788 liggen ter reparatie. Vervolgens zeilen ze naar Dartmouth waar ze tot 13 april voor anker gaan voordat ze huiswaarts keren.

 

Route

Wekenlang dobbert het schip roerloos op zee.


 
Kaart Engeland route

Veilig en wel weet Gabriel met De Meeuw Engeland te bereiken, waar het schip gerepareerd wordt.


 
Amsterdamse Courant van 7 februari 1788

De berichtgeving in de Amsterdamse Courant van 7 februari 1788.
Bron: Delpher

 
Enkele jaren weet Gabriel zonder kleerscheuren op te lopen zijn werk te doen. Tot we hem in 1794 weer in de averijgrossen tegenkomen. Het schip De Meeuw, beladen met diverse goederen waaronder hout, huiden, tabak, koffie, katoen, geelhout en limoensap, zeilt op 1 april onder konvooi uit de haven van Curaçao naar zee richting Amsterdam. Op dat moment vernemen ze dat er zich vijandelijke schepen in zee bevinden. Het konvooi is te zwak om met hun de reis naar het vaderland voort te zetten. Op order van de commandant van de vloot wordt besloten koers te zetten naar Jamaica. Mogelijk kunnen ze daar versterking van een vloot krijgen. Met behulp van een loods komt het schip op 8 april in de haven van Jamaica aan, waar ze tot 27 april naast het konvooi voor anker blijven liggen. De kust lijkt dan veilig genoeg om open zee te kiezen. Na enige tijd op zee vertoeven, wordt de vloot toch door vijandelijke schepen aangevallen. Zelfs één schip wordt ingenomen, maar naderhand weer heringenomen. Met het oog op het behoud van het schip en de kostbare lading vraagt men op het sein van de commandant van de vloot versterking van een Spaans konvooi om veilig de haven van het Cubaanse Havana te kunnen bereiken. Dat lukt en de bemanning krijgt permissie om de haven binnen te zeilen.
Maar natuurlijk zal het Gabriel wederom niet meezitten. ’s Avonds doemt voor hun het schip de Vrouw Elizabeth op, die voor de wind op hun afstevent. Ze wenden alle mogelijke moeite aan om een aanzeiling te voorkomen. Zonder succes; De Meeuw loopt averij op. Met een loods varen ze de haven van Havana binnen en blijven daar een aantal weken liggen om de schade zo goed mogelijk te herstellen. Met versterking van een Spaans konvooi gaan ze uiteindelijk onder zeil en arriveren ze pas op 1 november veilig in Amsterdam.

 

Transport goederen

Kostbare lading aan boord. De goederen hebben een waarde van f 121.725,-. Omgerekend naar de huidige koopkracht meer dan 1,1 miljoen euro.
Bron: Stadsarchief Amsterdam

 
Een bijzondere ervaring moet beslist de reis onder konvooi naar Suriname in 1797 geweest zijn voor Gabriel. Deze maakt hij namelijk met zijn twee zonen Lourens en Hans Gabriel aan boord van De Meeuw. De zestienjarige Lourens staat als kajuitwachter vermeld op de monsterrol van 8 juni. Zijn veertienjarige broer Hans Gabriel ontbreekt daarop. Waarschijnlijk zal hij inderdaad op de rede van Texel aan boord zijn gegaan zoals in zijn militaire stamboek staat vermeld. Gelukkig voor moeder Louwerensje keren haar drie mannen veilig en gezond weerom.

 

Monsterrol de Meeuw 8 juni 1797

De vermelding van zoon Lourens als kajuitwachter op de monsterrol van 8 juni 1797.
Bron: Stadsarchief Amsterdam


 
Stamboek Hans Gabriel Godzen

Uit het stamboek van zoon Hans Gabriel Godzen: Sinds de maand juni tot aan december 1797 op de rede van Texel aan boord van het handelsschip genaamd De Meeuw, onder gezag van de kapitein Gabriel Godzen, met bestemming Suriname, onder de Hollandse vlag.
Bron: Nationaal Archief

 
Na de dood diverse keren in de ogen te hebben gekeken, wordt de zee Gabriel uiteindelijk toch noodlottig. Op 25 februari 1799 verdrinkt hij in het Amsterdamse IJ. Hij wordt op zaterdag 3 maart 1799 begraven in de Nieuwe Lutherse Kerk. Louwerensje overlijdt negen jaar later. Zij wordt eveneens in de Nieuwe Lutherse Kerk begraven op zaterdag 9 januari 1808.

 

Begraafregister Gabriel Gotsen

Vermelding in het begraafregister van de Lutherse Kerk.
Bron: Stadsarchief Amsterdam


 
Begraafregister Lourentia Lourents

Vermelding in het begraafboek van de Lutherse Kerk.
Bron: Stadsarchief Amsterdam


 
Amsterdamse Courant van 1 maart 1808

Mededeling in de Amsterdamse Courant van 1 maart 1808.
Bron: Delpher

 
Van de negen kinderen die Gabriel en Louwerensje krijgen, bereiken de vijf zonen Christoffel, Lourens, Hans Gabriel, Fredrik Christian en Marten de volwassen leeftijd. Vier van hen treden in de voetsporen van hun vader en kiezen het ruime sop. Fredrik Christian houdt het dichter bij huis; hij wordt makelaar in Amsterdam en zal tot haar trouwen de dochter van zijn overleden broer Lourens in huis nemen.
De oudste zoon Christoffel kiest voor de particuliere vaart. Zijn laatste reis beleeft hij als eerste stuurman op het driedeks fregatschip Hoop en Fortuin onder kapitein Alexander Gordon. Dit schip werd ingezet voor het vervoer van troepen naar Oost-Indië en voor thee uit China. Komende van Macao overlijdt Christoffel op 3 september 1818 op vierenveertigjarige leeftijd in Batavia. Zijn broer Lourens zal op dat moment in de buurt zijn geweest. Lourens wordt op 16 september 1818 opgenomen in het Militair Hospitaal te Weltevreden, waar hij zes dagen later komt te overlijden aan de gevolgen van diarree. Ook hij heeft gekozen voor de particuliere vaart en was op het laatst opperstuurman van het schip Johanna.
De broers Hans Gabriel en Marten, ook wel Martinus, kiezen voor een loopbaan bij de Marine. Hans Gabriel, die in eerste instantie ervaring opdoet binnen de koopvaardij, schopt het uiteindelijk tot Kapitein ter Zee. Hij geniet tot aan zijn overlijden in 1858 van zijn pensioen in Amsterdam. Marten overlijdt al jong na een kortstondige ziekte op 28 augustus 1825 in Batavia, tweeëndertig jaar oud. Hij was Luitenant 1e klas bij de Koloniale Marine, Divisie-Commandant in de Wateren en benoemd havenmeester in Muntok op het eiland Banka.
 
 
Tekst: © Uit de oude Koektrommel

Databank: Haaldoden Amsterdam 1777-1811
 
 

 
Deel 2 uit de serie: Personen uit het ‘Doode-Boek van Burgemeesteren & Hoofd Officier’ onder de aandacht.
 
 
Sintvinnant, Sintvenant, Stintvenant. Met zo’n bijzondere naam kan het niet anders of moet dit wel familie zijn.
 

Anthonia Sintvinnant

Den 16 Maart 1803 Een vrouwspers(oon) gehaald van de Prinsegragt bij de Runstraat booven een stal zijnde genaamt Anthonia Sintvinnant begraven op ’t Anthonijs Kerkhoff den 18 Maart 1803.
Bron: Stadsarchief Amsterdam


 
Agatha van Os

Den 2 Januarij 1804 Een vrouwspers(oon) gehaald van de Prinsegragt bij de Runstraat boven de stal van de Heer de Bruijn zijnde genaamt Agatha van Os weduwe van Pieter Joseph Sintvenant begraven op ’t Anthonijs Kerkhoff den 5 dato.
Bron: Stadsarchief Amsterdam

.
 
Haaldoden Petronella

Anno 1811 De Maant Junij 27 Een vrouws(persoon) gehaald van Duijve Mark tusse de Paseerdestraat op de Baangragt bij de Loiersgragt zijnde genaamt Petronella Stintvenant.
Bron: Stadsarchief Amsterdam

 
Ik trap af met Agatha van Os, weduwe van Pieter Joseph Sintvenant. Agatha wordt op 1 oktober 1724 gedoopt in de Nederduits-Gereformeerde kerk van IJsselstein als dochter van Willem van Os en Agatha Koning.

 

Doopinschrijving Agatha van Os

De doopinschrijving van Agatha van Os.
Bron: Het Utrechts Archief

 
Zij leert de militair Pieter Joseph Sint Venant kennen, dienende onder de Overste en Kapitein de Patot, met wie zij op 12 maart 1747 in de ‘publique kerk’ van IJsselstein trouwt. Het huwelijk kan alleen doorgang vinden onder de belofte dat de eventuele kinderen gereformeerd zullen worden opgevoed. De huwelijksinschrijving luidt:
‘Den 4 Maart (1747)
Zijn na vertoonde blijk van permissie van den Overste & Cap.tn en met toestemming van de vader der bruid, alhier wettig ondertrouwt
Pieter Joseph St. Venant J.M. onder den Overste de Patot, geboortig van Halewijn bij Meenen en
Agatha van Os J.D. van IJsselstein
Onder belofte, van de kinderen, die uit dit houwelijk mochten voorkomen, in de Gereformeerde religie te sullen opbrengen.
Op ordre van de Magistr. zijn aan deze personen twee huwelix proclamatien op eenen dag vergunt, & zijn ze vervolgens in de publique kerk getrouwt op den 12 Maart.’

 

Huwelijksinschrijving Pieter Joseph St. Venant en Agatha van Os

De huwelijksinschrijving van Pieter Joseph St. Venant en Agatha van Os.
Bron: Het Utrechts Archief

 
Pieter Joseph Sint Venant wordt als Petrus Joseph Saint Venant op 1 maart 1718 in Halewijn, het Franse Halluin, gedoopt. Hij is de zoon van Bartholomeus Saint Venant en Marie Catherine Samijn en is de dag ervoor in de middag geboren. Net negenentwintig jaar oud wordt hij met de hoogzwangere tweeëntwintigjarige Agatha in de echt verbonden.

 

Doopinschrijving Petrus Joseph St. Venant

De doopinschrijving van Petrus Joseph Saint Venant.
Bron: Archives départementales du Nord

 
Het stel blijft in IJsselstein wonen. Daar ziet een dochtertje Catharina bijna twee maanden na de huwelijksvoltrekking het eerste levenslicht. Helaas hebben ze één jaar en drie dagen na haar doop afscheid moeten nemen van hun eerste kind.
Het jaar daarop, om precies te zijn op 17 april 1749, benoemt het stadsbestuur Joseph tot zakkendrager. Een kleine vier maanden later, op 7 augustus, behoort hij tot het viertal mannen, dat door het stadsbestuur van IJsselstein wordt benoemd tot bier- en wijndragers en neemt men hen de eed af. Het lijkt te zijn gedaan met zijn militaire carrière. Er moet brood op de plank komen, want Agatha is inmiddels zwanger van hun tweede kind.

Ongetwijfeld zal het een zwaar beroep zijn. De bier- en wijndragers transporteren van stadswege bier, wijn en andere vloeistoffen die aan accijns onderworpen zijn, naar de kelders van de groothandelaren, particulieren of tappers. Vaak moeten de vaten uit de schuiten aan de bierkaai worden gelost. De bier- en wijndragers werken volgens vaste voorschriften tegen vastgestelde tarieven. Het nuttigen van alcoholhoudende dranken is strikt verboden tijdens het werk. Om deze reden geldt dan ook de bepaling, dat er geen tapperijen aan de bierkaai gevestigd mogen zijn. Een slokje om op kracht te komen, zit er dus niet in voor Joseph.

 

Bier- en wijndrager

De bierdrager (door Jan Luyken, 1711).
Bron: Rijksmuseum (Licentie: Publiek Domein)

 
We zijn inmiddels acht jaar en vier kinderen verder, wanneer we Joseph weer in de archieven van Baronie- en Stadsbestuur van IJsselstein tegenkomen. Het stadsbestuur besluit tot vaststelling van een nieuwe eed, die de wijn-, bier- en zakkendragers in de toekomst moeten afleggen. De opgeroepen wijn-, bier- en zakkendragers, waaronder Joseph, verklaren officieel al eerder de eed te hebben afgelegd. Ook wordt Joseph poorter van de stad. Nadat hij de daarvoor geldende vergoeding heeft betaald, neemt het stadsbestuur hem op 15 september 1757 de eed af. Dat levert hem een baan op als nachtwaker. Helaas gaat dat niet van een leien dakje. Tweeënhalve maand later ontbiedt hetzelfde stadsbestuur hem. Joseph blijkt als nachtwaker zijn ronde verzuimd te hebben. Daar heeft hij naar eigen zeggen een goede verklaring voor: hij was ziek geworden. Het stadsbestuur strijkt met de hand over het hart. Voor deze ene keer zal er geen straf volgen. Maar…, zo draagt men aan hem op, voortaan moet hij direct de burgemeesters verwittigen mocht hij weer ziek worden tijdens zijn ronde. Ook wordt hem en zijn collega opgedragen om ’s nachts de grote ronde te doen, niet de kleine.

 

IJsselstein plattegrond

IJsselstein, waar Joseph heeft verzuimd zijn ronde te lopen.
Bron boven: Rijksmuseum (Licentie: Publiek domein)
Bron onder: Rijksmuseum (Licentie: Publiek domein)

 
Dit lijkt goed te gaan. Een aantal jaren is het stil rondom Joseph, die onderwijl vader is van zes kinderen in de leeftijd van 12 jaar tot tien maanden, tot het hem een goed plan lijkt om herbergier te worden. Op 29 juli 1762 verleent het stadsbestuur hem toestemming tot het drijven van een herberg in plaats van de overleden Adrianus Benschop. Of het exploiteren van de herberg niks geworden is, of dat Joseph dat naast zijn overige werkzaamheden doet, is niet duidelijk. Het zou zelfs heel goed mogelijk zijn dat Agatha de boel runt om extra inkomsten te genereren. Wel is bekend dat hij nog steeds de beroepen van beëdigde bier- en wijndrager uitoefent naast het nachtwaken. Je kan je afvragen wanneer de beste man ooit tot zijn rust kan komen.
Alle bier- en wijndragers van IJsselstein worden op 28 april 1763 bij het stadsbestuur ontboden. Er vindt een wisseling plaats. De oudgedienden, waaronder Joseph, moeten zich samen met de opzichter op het stadhuis melden. Hun eed wordt opnieuw afgenomen en de bestuurders drukken hen nogmaals op het hart om zich strikt te houden aan de ordonnantie.

 

IJsselstein

Het stadhuis van IJsselstein waar Joseph menige keer ontboden is.
Bron: Rijksmuseum (Licentie: Publiek Domein)

 
Ruim een jaar later is het foute boel, zo is te lezen in de raadsnotulen van 22 augustus 1764. Nachtwaker en klepperman Joseph is zonder toestemming vertrokken. In zijn plaats wordt iemand anders benoemd, want het werk moet natuurlijk wel doorgaan. Lang heeft zijn afwezigheid niet geduurd. Op 13 september meldt Joseph zich met hangende pootjes bij het stadsbestuur. Mogelijk gestuurd door zijn vrouw gaat diep door het stof, biedt zijn verontschuldigingen aan en verzoekt zijn functie van nachtwaker weer te mogen vervullen. Uit medelijden met zijn grote gezin besluit men hem opnieuw te benoemen. Een geluk voor Joseph, want op het niet vervullen van diensten stonden hoge boetes. Wel zal zijn plaatsvervanger het ambt voorlopig nog zes weken waarnemen.
Het beroep nachtwaker is overigens een slecht betaalde baan. De nachtwaker, in dienst van de stad en daarmee indirect betaald door de bewoners, loopt van zonsondergang tot zonsopgang zijn ronde en waakt, zoals het woord al zegt, over de stad en slaat alarm bij brand, misdaden of ander gevaar. Joseph is ook klepperman, zo wordt vermeld. Een nachtwaker, uitgerust met een klepper.

 

Nachtwaker en klepperman

Nachtwaker (door Isaac Vincentsz. van der Vinne, 1689-1691).
Bron: Rijksmuseum (Licentie: Publiek Domein)

 
Eind augustus van het opvolgende jaar meldt zich kind nummer acht aan. Een dochtertje Willemina, dat amper een maand later overlijdt. Joseph haalt de boeken niet meer met zijn acties. Zijn laatste vermelding is te vinden in het begraafboek. Op 20 juni 1787 wordt Joseph begraven. Hij is precies zeventig jaar oud geworden.

 

Begraafinschrijving Joseph Saintvenant

Begraafinschrijving van Joseph Saintvenant.
Bron: Het Utrechts Archief

 
Terug naar Agatha en haar kinderen Catharina (Kaatje), Pietronella, Agatha, Antonia, Maria en Bartholomeus (Bart). Zoon Bartholomeus houdt het voor gezien in IJsselstein en vertrekt naar Amsterdam. Weliswaar zonder akte van indemniteit, maar indien nodig zal door de stad IJsselstein een akte worden verstrekt, zo wordt vermeld in de notulen. Wonende in de Utrechtsestraat trouwt hij op 3 augustus 1784 met zijn vaders consent in de Nieuwe Kerk met de uit Lochem afkomstige Willemina Kraa.

 

Ondertrouw Bart Sintvenant

Ondertrouwinschrijving van Bart Sintvenant en Willemina Kraa.
Bron: Stadsarchief Amsterdam

 
Zus Pietronella volgt hem al snel naar Amsterdam. Op 15 april 1784 wordt zij in het Amsterdamse lidmatenboek ingeschreven en woont zij op de Binnen Amstel. Op 17 april 1795 gaat zij in ondertrouw met de uit Zwolle afkomstige Pieter Leenaart, geassisteerd door haar moeder Agatha van Os. Alle drie zouden op de Kerkstraat wonen, tussen de Leidsestraat en de Spiegelstraat. Bijzonder aan de inschrijving is de vermelde leeftijd van Pietronella. Er wordt beweerd dat zij, net als Pieter, dertig jaar oud is. Echter op dat moment heeft zij al de leeftijd bereikt van drieënveertig jaar. Misschien kon ze met haar frisse uitstraling door voor dertig. Wie weet.

 

Lidmatenboek Amsterdam Petronella Sevenant

Inschrijving van Petronella Sevenant in het lidmatenboek van Amsterdam.
Bron: FamilySearch


 
Ondertrouw Petronella Sentvennant

Ondertrouwinschrijving van Petronella Sentvennant en Pieter Leenaart.
Bron: Stadsarchief Amsterdam

 
Financieel maakt het echtpaar zware tijden mee, waarbij in ieder geval van 1804 tot 1811 een beroep moet worden gedaan op de winterbedeling door het Huiszittenhuis. De Huiszittenhuizen zijn de huizen van waaruit de bedeling aan ‘huiszittende armen’ plaatsvindt. De officieel geregistreerde armen die niet in een gasthuis of tehuis zijn gehuisvest, maar nog in hun eigen huis wonen. Pieter en Pietronella blijven kinderloos. Op 27 juni 1811 wordt zij dood aangetroffen op de Duivenmarkt tussen de Passeerdersstraat op de Baangracht bij de Looiersgracht, negenenvijftig jaar oud.

 

Huiszittenhuizen Petronella Sintevenant

Inschrijving van Petronella Sintevenant in het register van de Huiszittenhuizen.
Bron: Stadsarchief Amsterdam

 
Zus Agatha is inmiddels ook uitgevlogen. Zij vertrekt als dienstmeid naar Utrecht en trouwt daar op 1 mei 1787 met de uit het Duitse Nordhorn afkomstige metselaarsknecht Dirk Roelink Lambers. Exact drie maanden later wordt zij als lidmaat te Amsterdam ingeschreven, wonende op de Egelantiersstraat. Zij wordt weduwe als op 5 november 1819 haar man komt te overlijden in hun huis op de Spiegelstraat nummer 43. Zo’n vijf maanden later besluit Agatha terug te keren naar IJsselstein, waar zij op 15 januari 1821 op zesenzestigjarige leeftijd overlijdt in de Benschopperstraat nummer 171.

 

Huwelijksinschrijving Agatha Sevenant

Huwelijksinschrijving van Agatha Sevenant en Dirk Roelink Lambers.
Bron: Het Utrechts Archief


 
Lidmatenboek Amsterdam Agatha Sintvenant

Inschrijving van Agatha Sintvenant in het lidmatenboek van Amsterdam.
Bron: FamilySearch

 
Moeder Agatha en haar dochter Antonia nemen tevens het besluit om naar Amsterdam te vertrekken. Op 29 mei 1788 worden beiden ingeschreven in het lidmatenboek. Zij wonen dan in de Elandsstraat. Antonia leert de Duitse kleermaker Bernhardus Essenberg kennen, afkomstig van Brünen bij Wesel. Op 29 maart 1789 trouwen ze in de Nieuwe Kerk. Zowel Bernhardus en Antonia als moeder Agatha wonen op dat moment in de Elandsstraat over de Franse Tuin. Uiteindelijk zullen zij hun intrek nemen op de Prinsengracht nummer 248. Antonia wordt op 16 maart 1803 op vijfenveertigjarige leeftijd dood aangetroffen in haar huis op de Prinsengracht bij de Runstraat boven een stal, mogelijk die van de heer De Bruijn.

 

Lidmatenboek Amsterdam Agatha van Os

Inschrijving van Agatha van Os in het lidmatenboek van Amsterdam.
Bron: FamilySearch


 
Lidmatenboek Amsterdam Anthonia Sevenant

Inschrijving van Anthonia Sevenant in het lidmatenboek van Amsterdam.
Bron: FamilySearch


 
Ondertrouw Anthonia Saintvenant

Ondertrouwinschrijving van Anthonia Saintvenant en Bernhardus Essenberg.
Bron: Standsarchief Amsterdam

 
De zussen Catharina en Maria blijven dichter bij hun geboorteplaats. Catharina zal haar volwassen leven in Benschop vertoeven. Zij trouwt daar, inmiddels al zesenveertig jaar oud, op 22 mei 1796 met de weduwnaar Dirk den Oudsten. Elf jaar later is zij zelf weduwe als ze zich in de echt laat verbinden met de weduwnaar en schoenmaker Johannis Hermanus Brass. Catharina overlijdt op eenenzestigjarige leeftijd op 25 februari 1811 in Benschop.

 

Huwelijksinschrijving Catharina Sintvenant

Huwelijksinschrijving van Catharina Sintvenant en Dirk den Oudsten.
Bron: Het Utrechts Archief


 
Huwelijksinschrijving Catharina Ceintfenant

Huwelijksinschrijving van Catharina Ceintfenant en Johannis Hermanus Brass.
Bron: Het Utrechts Archief

 
Maria is de enige van de kinderen die het prima lijkt te bevallen in IJsselstein. Ook zij trouwt op oudere leeftijd. Op 10 juni 1804 stapt zij als vierenveertigjarige in het huwelijksbootje met weduwnaar Arie Boele. Arie is schipper van beroep, die met zijn aak of open schuit goederen vervoert. Het echtpaar woont in huis nummer 26. Dit huis met erf is het erfpacht subject ten behoeve van Jan Bos, belend ten oosten Jan Bos en ten westen de Rooms-Katholieke Kerk. In dit huis overlijdt Maria op zeventigjarige leeftijd op 30 september 1830.

 

Huwelijksinschrijving Maria Saintrenant

Huwelijksinschrijving van Maria Saintvenant en Arij Boele.
Bron: Het Utrechts Archief


 
Memorie van Successie

Gedeelte uit de Memorie van Successie; kantoor IJsselstein d.d. 10 maart 1831.
Bron: Het Utrechts Archief

 
De onderlinge band tussen de kinderen moet goed zijn, want er vindt regelmatig een getuigenwisseling plaats bij gebeurtenissen. Veelal is moeder Agatha ook van de partij. Tot zij op 2 januari 1804 overlijdt op hetzelfde adres als haar dochter Antonia een jaar eerder: de Prinsengracht bij de Runstraat boven de stal van de heer de Bruijn. Agatha bereikte de leeftijd van negenenzeventig jaar.

Overigens heeft de voortzetting van de familienaam in de lijn van Joseph niet lang geduurd. Zijn enige zoon Bart krijgt, naast dochters en vroeg overleden zoontjes, alleen een zoon Anthonij Gerrit die de volwassen leeftijd bereikt en als mannelijke naamdrager geldt. Met alleen een dochter is deze kleinzoon van Joseph daarmee de laatste in de rij.
 
 
Tekst: © Uit de oude Koektrommel
 
Databank: Haaldoden Amsterdam 1777-1811
 
 

 
Deel 1 uit de serie: Personen uit het ‘Doode-Boek van Burgemeesteren & Hoofd Officier’ onder de aandacht.
 
Moord en doodslag is van alle tijden. Dat weten we natuurlijk allang, maar het wordt mij nog eens bevestigd nu ik bezig ben de namen uit het Amsterdamse ‘Doode-Boek van Burgemeesteren & Hoofd Officier‘ te indexeren. De haaldoden van Amsterdam. Een boek met namen van personen die in Amsterdam verdronken of vermoord zijn, zelfmoord heeft gepleegd of ergens in de stad dood zijn aangetroffen.

Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat, na ruim twintig jaar uit het boek te hebben geïndexeerd, ik niet meer onthutst ben door een steekpartijtje meer of minder. Korte regeltjes met persoonlijk leed ook. Trieste verhalen van eenzaamheid, armoede en radeloosheid. Mensen die de winterse koude niet weten te trotseren. Mensen die in een wijnhuis hun laatste slokje nemen en lallend hun weg naar de hemelpoort volgen. Opvallend veel verdrinkingen ook. Of gewoon domme pech. Van die onnozele ongelukken, die u en mij ook makkelijk zouden kunnen overkomen. De typische gevalletjes van op de verkeerde tijd, op de verkeerde plaats zijn.

Sommige registraties blijven je bij. In het bijzonder die van zelfdodingen en familiedrama’s, waarvan de impact ongetwijfeld hetzelfde zal zijn geweest voor de nabestaanden als heden ten dage. Welke verhalen gaan erachter schuil? Wat dreef iemand tot deze daad? Welke droefenis ligt eraan ten grondslag? Wat bezielt bijvoorbeeld een vader om zijn twee dochtertjes van respectievelijk drie en zeven jaar oud neer te steken? Waarom moest de schoonzus van Hendrik ten Westen het veld ruimen? Hij krijgt weliswaar een koekje van eigen deeg, maar het kwaad is al geschied. “Wat was zijn motief?” vraag ik mij oprecht af. Naar de antwoorden kunnen we alleen maar gissen. Zo ook naar de beweegreden achter het drastische besluit van Gerard Francois Pradelle.

 

Twee meisjes

Eén van de vele trieste vermeldingen van een familiedrama.
Bron: Stadsarchief Amsterdam


 
Almerink

Jan Hendrik ten Westen moest de moord op zijn schoonzus Maria Catharina Almerink met zijn eigen dood bekopen.
Bron: Stadsarchief Amsterdam

 
Gerard Francois Pradelle wordt op 29 november 1757 geboren in het Franse Figeac, gelegen in de provincie Querey in het departement Lot. Deze zoon van de meester kleermaker Jean Pradelle en zijn vrouw Catherine Galés wordt, geheel volgens goed Rooms gebruik, nog op dezelfde dag gedoopt in de stedelijke parochie Notre-Dame du Puy, ook wel bekend als Notre-Dame la Fleurie, prachtig gelegen op de noordelijke helling van de Célé-vallei.
Gedreven door het avontuur of misschien wel op zoek naar een beter leven wordt Amsterdam de nieuwe thuisbasis van Gerard Francois. In 1795 woont hij op de Nes boven een smid.

 

Doopinschrijving Gerard Francois Pradelle

De doopinschrijving van Gerard Francois Pradelle; Figeac (Frankrijk), 29 november 1757.
Bron: Archives départementales du Lot


 
Figeac

Het Franse Figeac, gelegen in de Célé-vallei.
Bron: Wikimedia (door Bernd Gehrmann; bewerkt; licentie: CC BY-SA 3.0)


 
De Nes Amsterdam

De Nes in Amsterdam; door H.P. Schouten (1774).
Bron: Stadsarchief Amsterdam (licentie: auteursrechtvrij)

 
Op 21 augustus van dat jaar gaat hij, inmiddels zevenendertig jaar oud, in ondertrouw met de zesentwintig jarige Anne Elisabeth Schriberin. Anna Elisabeth Schreibers, zoals zij staat ingeschreven in het Evangelisch Lutherse doopboek van Dorpat, het huidige Tartu in Estland, is de dochter van Johann Gottlob Schreibers en zijn vrouw Barbara Helena Oemann. Anna Elisabeth wordt op 12 december 1768 geboren en twee dagen later gedoopt in de Jaani Kirik, de deels veertiende eeuwse Sint-Janskerk met de vele originele handgemaakte terracotta sculpturen.
 

Ondertrouw Pradelle

Inschrijving in het ondertrouwregister van Amsterdam op 21 augustus 1795.
Bron: Stadsarchief Amsterdam


 
Doopinschrijving Anna Elisabeth Schreibers

De doopinschrijving van Anna Elisabeth Schreibers; Dorpat (het huidige Tartu in Estland), 14 december 1768.
Bron: FamilySearch


 
Sint-Jans Kerk Dorpat 1860

De Sint-Jans Kerk in Dorpat; door Louis Höflinger (1860).
Bron: Wikimedia (licentie: Publiek Domein 1.0)

 
Bijna een maand later op 20 september 1795 worden de twee geliefden op het stadhuis van Amsterdam in de echtelijke staat bevestigd. Tot dusver geen vuiltje aan de lucht, zou je denken. Maar dan gebeurt er letterlijk en figuurlijk iets in de bovenkamer van Gerard Francois, dat het leven van de kersverse bruid ingrijpend zal veranderen. Uitgerekend op hun trouwdag, of mogelijkerwijs wel juist daarom, schiet Gerard Francois zichzelf in de echtelijke woning met een pistool door zijn hoofd en beëindigd zo zijn leven. Deze tragedie wordt in het Dodenboek samengevat in enkele regels:

1795 September den 20. Een manspers(oon) gehaald uijt de Nes boven een smit. Hadde hem met een pastool dood geschoote ijn zijn hooft. Zijnde genaamt Gerard Francois Pradelle.

Geen vermelding in de begraafboeken. Denkbaar in stilte, of in het meest gunstige geval in het bijzijn van een handvol dierbaren, begraven op een achteraf plekje ergens op een kerkhof.

 

Huwelijk Gerard Francois Pradelle

Op 20 september 1795 worden zij bevestigd in de huwelijkse staat op het stadhuis van Amsterdam.
Bron: Stadsarchief Amsterdam


 
Haaldoden Pradelle

De vermelding van Gerard Francois Pradelle in het ‘Doode-Boek van Burgemeesteren & Hoofd Officier‘.
Bron: Stadsarchief Amsterdam

 
Het verhaal eindigt voor Gerard Francois in-en-in-triest. Naamloos begraven in een stad ver weg van zijn geboorteland en zijn familie. Ook voor zijn bruid zal het leven er nooit meer zo uit hebben gezien als zij wellicht gehoopt had. Het zal je maar overkomen op jouw huwelijksdag. Zo staat het boek eigenlijk vol met droevige vertellingen. Simpele regels, waar soms een enorme tragedie achter blijkt te schuilen. Van tijd tot tijd zal ik een vermelde overledene onder de aandacht te brengen.
 
 
Tekst: © Uit de oude Koektrommel

Databank: Haaldoden Amsterdam 1777-1811
 
 
Denkt u na over zelfdoding of heeft iemand uit uw omgeving een einde aan zijn of haar leven gemaakt, en heeft u behoefte aan persoonlijke hulp of advies? Neem (anoniem) contact op met één van de medewerkers van de hulplijn MIND Korrelatie.