Header Uit de oude Koektrommel

 
In de familie Ludolphi ‘wemelt’ het van de creatieve individuen. Van schrijvers tot glasmakers en ‘ververs’. Bij velen moeten we het doen met de vermeldingen in registraties of akten. Toch zijn er van de schrijvers nog gepubliceerde boeken te vinden op het internet of in de Universiteitsbibliotheek van Groningen. Van de schilders in de familie is er heel wat minder bekend, met uitzondering van Albertus Johannes van Ludolphi.

 

Geboorteakte Albertus Johannes van Ludolphi

Geboorteakte van Albertus Johannes van Ludolphi.
Bron: AlleGroningers

 
Albertus Johannes werd op 9 april 1812 geboren in het Groningse Appingedam als zoon van Jan Watzes van Ludolphi en zijn eerste vrouw Martjen Jans Kokmeijer, ook wel Niewold. Vader Jan, afkomstig van het Bolwerk bij Appingedam, was ‘verver’ en ‘glazemaker’.
Blijkbaar koos Albertus Johannes al vroeg voor het kunstenaarsleven, want hij was van 1827 tot aan zijn overlijden werkzaam als schilder in Appingedam. Zijn onderwerpen bestonden uit figuurvoorstellingen, interieurs en kaars- of lamplichtstukken.

In 1844 exposeerde Albertus Johannes met zijn schilderij ‘Een kaarslicht’ op de Tentoonstelling voor Schilder-, Teken-, Graveer-, Bouw- en Beeldhouwkunst in het Lokaal van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Amsterdam. Op dat moment was hij woonachtig in het Drentse Smilde. Jaren geleden heb ik dit schilderij nog mogen aanschouwen, maar eerlijk gezegd kon het mij niet echt bekoren.

 

Krantenbericht Tentoonstelling Amsterdam

Uit de Middelburgsche Courant van 13 juni 1844.
Bron: Delpher


 
Tentoonstellingsboekje Amsterdam

In 1844 exposeerde Albertus Johannes met zijn schilderij ‘Een kaarslicht’ op de Tentoonstelling voor Schilder-, Teken-, Graveer-, Bouw- en Beeldhouwkunst te Amsterdam.
Bron: RKD


 
Tentoonstelling Amsterdam inhoud

Albertus Johannes van Ludolphi exposeerde met zijn schilderij ‘Een kaarslicht’.
Bron: RKD

 
Met zijn schilderijen ‘De Barbierswinkel’ en ‘Een gezelschap bij het vuur’ sierde Albertus Johannes de Tentoonstelling ‘Schilderijen van Levende Nederlandsche Meesters’ ten huize van de Weduwe Bontekoe aan de Grote Markt te Groningen in 1845. Hij woonde toen weer in zijn oude woonplaats Appingedam.

 

Krantenbericht Tentoonstelling Groningen

Uit de Leeuwarder Courant van 13 mei 1845.
Bron: Delpher


 
Tentoonstellingsboekje Groningen

Met zijn schilderijen ‘De Barbierswinkel’ en ‘Een gezelschap bij het vuur’ sierde hij de Tentoonstelling ‘Schilderijen van Levende Nederlandsche Meesters’ te Groningen in 1945.
Bron: RKD


 
Tentoonstelling Groningen i

Albertus Johannes van Ludolphi exposeerde met zijn schilderijen ‘Een barbierswinkel’ en ‘Een gezelschap bij het vuur’.
Bron: RKD

 
Op 54-jarige leeftijd besloot Albertus Johannes om toch maar eens te trouwen. De bruid was Helena Nuwer, geboren te Appingedam op 23 maart 1820 als dochter van zadelmaker Lodewijk Nuwer en Anje Ogiers. Het huwelijk vond plaats te Appingedam op 22 november 1866.
Helena werkte als dienstmeid en kreeg op 22 september 1851 een zoon Lodewijk. Zijn vader is onbekend. Acht jaar later, op 27 maart 1860, zou zoon Lodewijk in Jukwerd komen te overlijden. Hij woonde op dat moment samen met zijn moeder in Appingedam.

 

Huwelijk Ludolphi-Nuwer

Huwelijksakte van Albertus Johannes van Ludolphi en Helena Nuwer.
Bron: AlleGroningers

 
Een jaar of drie geleden is het schilderij ‘Spekdikken eten’ van Albertus Johannes op een veilig onder de hamer gegaan. Het kunstwerkje was met olieverf op paneel aangebracht en had het formaat van 35 bij 27 centimeter. Uiteraard was ik nieuwsgierig naar wat deze voor mij onbekende spekdik nou eigenlijk is. Het blijkt een soort kleine pannenkoek te zijn van roggemeel, eieren en stroop, die als lokale specialiteit onder meer in het Groninger Westerwolde en in het Oost-Friese Reiderland rond Nieuwjaar wordt gegeten. De spekdik wordt met een stukje vet spek en vaak enkele stukjes droge worst gebakken in een knijpijzer.

 

Spekdikken eten (Albertus Johannes van Ludolphi)

‘Spekdikken eten’ door Albertus Johannes van Ludolphi.
Bron: onbekend (kopie in eigen archief; eventueel auteursrecht onbekend)


 
Detail spekdikken eten door Albertus Johannes van Ludolphi

Detail uit het schilderij ‘Spekdikken eten’.
Bron: onbekend (kopie in eigen archief; eventueel auteursrecht onbekend)

 
Zoals gezegd bleef Albertus Johannes tot aan zijn overlijden schilderen. Hij overleed te Appingedam op 3 april 1883 op zeventigjarige leeftijd. Helena ging hem twee jaar eerder al voor. Zij overleed eveneens te Appingedam op 19 februari 1881, zevenenvijftig jaar oud.

 

Overlijden Albertus Johannes van Ludolphi

Overlijdensakte van Albertus Johannes van Ludolphi.
Bron: AlleGroningers


 
 
Tekst: © Uit de oude Koekstrommel
Bronnen: Wikipedia en RKD
 
 

 
Afgelopen zomer heb ik nog koffie gedronken in het pand, dat in opdracht van mijn voorouder Andreas Ludolphi in 1660 als zijn herenhuis werd gebouwd op de hoek van de Groninger Oude Ebbingestraat en Jacobijnerstraat. Hoe bijzonder!

In 1308 schenkt ridder en prefect Ludolphus van Gronebeke, vertegenwoordiger van de Utrechtse bisschop in de stad Groningen en het Gorecht, het huis van Lutbertus Heddinga met enige bijgebouwen en de bijbehorende grond aan de prior Conrardus, zijnde zijn bloedverwant, en de fraters van het Dominicanenklooster in Winsum. Dit huis is gelegen aan de tegenwoordige Jacobijnerstraat. Het kloosterterrein strekt zich uit van deze straat tot aan de toenmalige stadsmuur en wordt begrensd aan de westzijde door de Oude Ebbingestraat en aan de oostzijde door het Kattenhage. Het klooster wordt in 1310 in de Orde opgenomen.

 

Oorkondenboek van Groningen en Drenthe

Verkorte vertaling: Ludolphus, ridder, heer van Gronebeke en prefect van Groningen, heeft overgedragen aan zijn bloedverwant Conradus, prior, en de broeders van het convent te Winsum het huis en hof van Lutbertus Heddinga, gelegen bij de stadsmuur van Groningen. (Uit het Oorkondenboek van Groningen en Drenthe, I (Groningen 1896), nr. 228)
Bron: Cartago

 
Na de ‘Reductie van Groningen’, de capitulatie van Stad Groningen voor het leger van prins Maurits van Nassau, de latere prins van Oranje, en Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg op 22 juli 1594, wordt het klooster opgeheven. Het merendeel van de nog aanwezige monniken verlaat de stad en daarmee zal het kloostercomplex enige tijd later in handen komen van de provincie.
Het kloostercomplex wordt verdeeld. In 1609 richt men een deel van het complex in tot Stedelijk Tuchthuis. In 1611 neemt de provincie het over en in het kader van bezuinigingen wordt het Tuchthuis in 1624 opgeheven. Een ander deel van het kloostercomplex krijgt de bestemming van weeshuis. In 1621 wordt het Groene Weeshuis hier ondergebracht en in 1660 staan de Staten van Groningen een deel van het complex af ten behoeve van een diaconieweeshuis, ook wel het Blauwe Weeshuis genoemd. In 1673 worden het Groene en het Blauwe Weeshuis samengevoegd en In 1858 wordt het oude kloostergebouw vervangen door een nieuw weeshuis, het Groene Weeshuis, op dezelfde plaats. De kloosterkerk is vanaf 1660 tot aan de afbraak in 1674 in gebruik als buskruidmakerij en geschutgieterij.

 

Noord-oostelijk deel Groningen rond 1575

Noord-oostelijk deel van Groningen Stad rond 1575 met links boven het Jacobijnerklooster.
Bron: Wikimedia (Licentie: Public Domain)

 
In 1660 verkoopt het weeshuis de zuidwesthoek van het terrein aan mijn voorouder raadsheer Andreas Ludolphi en zijn echtgenoot Hebelia Catharina Noorthoorn, die tot die tijd in de Oosterstraat wonen. Voor het ontwerpen van zijn herenhuis is mogelijk de hulp ingeroepen van de provinciale fabrieksmeester en stadsbouwmeester Coenraet Roeleffs, ontwerper van de Nieuwe Kerk in Groningen.
Het tot ver in de Jacobijnerstraat doorlopende pand krijgt een diep zadeldak. De voorgevel wordt rijk versierd met festoenen of guirlandes en twee kleine ovalen ‘oeil de boeuf’ ramen met omlijstingen. (De letterlijke vertaling voor het Franse ‘oeil de boeuf’ is ‘runderoog’, maar is ook de uitdrukking voor ‘schot in de roos’.) Bovenin wordt er een groter oeil de boeuf- raam geplaatst met omlijsting en afhangende festoenen. De top wordt bekroond door een klein tympaan met daarin de vermelding van het jaartal 1661. Voor verbreding van het gevelvlak en een geleidelijke overgang tussen de verticale en horizontale richting worden aan beide zijden van het middendeel van de gevel tegen de ‘trappen’ gebruik gemaakt van sierlijke klauwstukken of vleugelstukken. Beneden komt een karakteristiek bordes voor de voordeur. Het achterste gedeelte van het complex biedt plaats voor de koetsen en paarden. De grond ten noorden van het huis zal tuin blijven tot aan het begin van de twintigste eeuw.
Tot 1744 blijft het herenhuis in handen van de familie Ludolphi. De laatste bewoonster uit de familie is kleindochter Richardina Ludolphi, die getrouwd is met de latere burgemeester van Groningen Scato Gockinga.

 

Voorgevel hoek Jacobijnerstraat Groningen

Het herenhuis in januari 1923 voor de grote verbouwing.
Bron: Wikimedia (Hoek Oude Ebbingestraat-Jacobijnerstraat, voor- en zijgevel; 20093731 – rce | Door: BotMultichillT – January 1923 | Licentie: CC-BY-SA-3.0-NL. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en Beeldbank Cultureel Erfgoed)


 
Oude Ebbingestraat in Groningen

Het herenhuis van Andreas Ludolphi aan de Oude Ebbingestraat.
Bron: Wikimedia (Maker: Gouwenaar; Datum: 14 oktober 2009; Licentie: Public Domain)

 
Er verandert weinig aan het uiterlijk van het pand tot de toenmalige eigenaar, Nicolaas Cristofer Hensen, in 1923 drastisch aan het verbouwen gaat voor zijn confectiemagazijn met ‘heeren-, jongeheeren- en kinderkleeding’ . Met name de benedenverdieping wordt behoorlijk onder handen genomen en het bordes moet het veld ruimen. Daarnaast worden er teksten op de voor- en zijgevels aangebracht. De blauwdruk laat zien dat het oorspronkelijke idee voor de tekst op de voorgevel ‘N.C. Hensen Heeren Modes’ zou moeten worden, echter er is uiteindelijk blijkbaar gekozen voor de tekst ‘N.C. Hensen Kleeding naar Maat’.

 

Blauwdruk

Blauwdruk ‘Plan verbouwing perceel hoek O. Ebbingestr.-Jacobijnerstr. voor den Weled. Heer N.C. Hensen-Groningen’.
Foto: © Uit de oude Koektrommel (Origineel: Groninger Archieven)


 
Statistische berekening

Statistische berekening van de ijzeren balken en kolommen benodigd voor de verbouwing van de percelen hoek Ebbingestr.-Jacobijnerstr. voor den Weled. Heer N.C. Hensen te Groningen.
Foto: © Uit de oude Koektrommel (Origineel: Groninger Archieven)

 
Het pand zal ongeveer een eeuw in deze familie blijven. Op 9 november 1971 wordt het herenhuis ingeschreven in het register van beschermde rijksmonumenten. In 2016 is volgens de gegevens van het Kadaster het gehele pand met binnenterrein en parkeerplaatsen door een familielid aan een particuliere belegger verkocht voor ruim twee miljoen euro…

 

Advertentie N.C. Hensen

Advertentie N.C. Hensen uit het Nieuwsblad van het Noorden van 24 maart 1919.
Bron: Delpher


 
 
Tekst: Uit de oude Koektrommel
Bronnen: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Staat in Groningen, Pelgrimeren in Groningen, Wikipedia (Reductie van Groningen), Wikipedia (Klauwstuk), Wikipedia (Oeil de Boeuf), Wikipedia (Festoen), Cartago en Vestigingslocaties
 
 

 
Een foto van rond 1926 met daarop de eigenaar van een schildersbedrijf in Bennekom, Jan de Groot, en zijn personeel. Onder het personeel valt ook mijn overgrootvader Hendrik Jansen. Naar alle waarschijnlijkheid is het de man met snor zittend op de trap. Wat zijn beroep als schilder betreft treedt hij daarmee in de voetsporen van zijn vader Jan Jansen.

 

Hendrik Jansen

Jan de Groot met zijn personeel rond 1926
Bron: Eigen collectie (kopie; auteursrechten onbekend)

 
Mijn overgrootvader wordt op 4 november 1887 geboren in Bennekom als zoon van Jan Jansen en Reintje Hendrika Magrieta Buis . Op de foto moet hij dus tegen de veertig jaar oud zijn.
Als Hendrik zeven jaar oud is overlijdt zijn vader en op vijftienjarige leeftijd verliest hij ook zijn moeder. Bij wie hij en zijn twee broertjes Gerrit en Jan en zusje Neeltje in huis komen of wie als voogd wordt aangesteld is helaas niet bekend.

 

Geboorte Hendrik Jansen, Ede 4 november 1887

Geboorteakte van Hendrik Jansen; Ede, 4 november 1887.
Bron: FamilySearch

 
Op 2 september 1911 trouwt hij in Gemeente Ede met de inmiddels zwangere Fokelina van Ludolphij, naaister van beroep. Zij is de jongste dochter van kleermaker Christiaan Ludolphij en Grietje Dijkhuis en wordt op 21 juni 1891 in Midwolda geboren. Vader Christiaan brengt de Ludolphi-tak dus van het Groningse Midwolda naar het Gelderse Arnhem. Dit moet ergens tussen 1898 en 1908 gebeurd zijn. Fokelina woont tot aan haar huwelijk in Arnhem.

 

Geboorte Fokelina van Ludolphij, Midwolda 21 juni 1891

Geboorteakte van Fokelina van Ludolphij; Midwolda, 21 juni 1891.
Bron: AlleGroningers


 
Huwelijksakte Hendrik Jansen en Fokelina van Ludolphij

Huwelijksakte van Hendrik Jansen en Fokelina van Ludolphij; Ede, 2 september 1911.
Bron: FamilySearch

 
Mijn pasgetrouwde overgrootouders gaan in Bennekom Dorp wonen. Daar worden mijn opa Jan en zijn broertje Christiaan (Chris) geboren. Vervolgens vertrekt het gezin op 25 januari 1916 voor een jaartje naar Wageningen om op 10 januari 1917 weer terug te keren naar hun oude adres in Bennekom. Hier zullen zij wonen tot 1921, het jaar dat zij verhuizen naar Brinkerweg 40, waar zoon Rijnder Hendrikus (Drikus) en dochter Margrietha Neeltje (voor mij bekend als ‘Tante Zus’) geboren worden. Tussen 15 oktober 1921 en 8 december 1922 komen de ouders van Fokelina op dit adres bij het gezin inwonen, om daarna weer terug te keren naar Arnhem. Na vier jaar vertrekken mijn overgrootouders in november naar De Laar 11a, in februari 1928 vervolgens naar De Laar 7c, in 1930 naar  Strooijweg 27 om op 11 maart 1937 uiteindelijk uit te komen op Prins Bernhardlaan 39.

 

Strooijweg Bennekom

De Strooijweg in Bennekom.
Bron: Eigen collectie (kopie; auteursrechten onbekend)

 
Opa en Opoe Jansen heb ik nog mogen kennen. Als je er op bezoek kwam kreeg je als kind steevast een glaasje ranja. Eigenlijk mocht ik dat van mijn moeder niet aannemen, want opoe stofte volgens haar de glazen namelijk af met de stofdoek waar hun kat doorgaans op lag te slapen. Dat kwam doordat ze ‘vergeetachtig’ was, maar mijn moeder vond het toch maar een ‘vieze bedoening’. Zelf zag ik destijds het probleem niet zo.

Van opa kan ik mij niet veel meer herinneren, behalve dat hij heel oud was. Althans, dat vond ik als klein kind. Nou was toentertijd iedereen van boven de pakweg vijftig jaar in mijn ogen al hoogbejaard! Opa had wel een intrigerende ‘toeter’ vanwege zijn doofheid. Wilde je iets tegen hem zeggen dan moest je hem aantikken. Hij pakte dan zijn toeter en vervolgens werd je geacht daarin te praten. Echter, opa was zo doof dat je vaak de longen uit je lijf moest schreeuwen wilde hij je enigszins kunnen verstaan! Een leuk spelletje voor ons als klein- en achterkleinkinderen. We hadden heel wat te vertellen, hoor!

Opoe Jansen kwam tot haar overlijden altijd bij al haar klein- en achterkleinkinderen op verjaardagsvisite. Nog zie ik haar stilletjes zitten in de fauteuil met haar lange haren in een vlecht om haar hoofd vastgespeld en haar dikke panty veel te losjes om haar benen (waar je als kind al niet op let). Geduldig wachtte ze tot je het presentje bij haar kwam halen. Als een soort van audiëntie. Maar dat hoorde zo bij ‘oudere mevrouwen’.

Bijna een halve eeuw later (en hoogbejaard!) besef je pas hoe bijzonder en mooi dergelijke herinneringen aan je overgrootouders eigenlijk zijn…

 

Opa en Opoe Jansen

Opa en Opoe Jansen op respectievelijk 82-jarige en 78-jarige leeftijd.
Bron: Eigen archief


 
 
Tekst: © Uit de oude Koektrommel