U bent hier | Home » Uitleg persoonskaart
Elke persoon had vanaf 1939 (tot 1 oktober 1994) een eigen kaart bij de gemeente waar hij woonde, waarop persoonsgegevens werden bijgehouden. De persoonskaart was de opvolger van de bevolkingsregistratie in het vastbladige bevolkingsregister (1850-1920) en de gezinskaarten (1920-1939). Vóór 1939 werd er al in diverse plaatsen proefgedraaid, zodat er persoonskaarten bestaan van ver vóór deze periode.
Vanaf 1994 is Nederland overgegaan op een geautomatiseerd bevolkingsregister in de vorm van GBA (Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens). Inmiddels is deze vervangen door de BRP (Basisregistratie Personen).
Bij de invoering van de persoonskaart per 1 januari 1939 werden van de toen reeds gehuwde personen niet altijd de eventuele vorige huwelijken vermeld. De kinderen, die bij het aanleggen van de kaart niet meer thuis woonden, hoefden niet op de keerzijde te worden vermeld. Wel is van die kinderen een eigen persoonskaart aangemaakt. Dat geldt uiteraard niet voor de kinderen die inmiddels waren overleden. In de meeste gevallen staan de kinderen alleen op de kaart van het gezinshoofd vermeld. Een ongehuwde dochter, die met haar kind inwoonde bij haar ouders werd niet tot het gezin gerekend en had een eigen persoonskaart met vermelding van haar kind.
De betekenis van de afkortingen op een persoonskaart kunt u vinden op: Betekenis afkortingen bevolkingsregister. Zie voor de complete handleiding: Handleiding Bevolkingsboekhouding
De persoonskaarten, van mensen die zijn overleden tussen 1939 en 1 oktober 1994, en de persoonslijsten, de digitale uittreksels van mensen die zijn overleden ná 1 oktober 1994 tot heden, zijn ondergebracht bij het Nationaal Register van Overledenen (NRO), dat namens de overheid beheert wordt door het CBG-Centrum voor Familiegeschiedenis. Het CBG beschikt niet over de persoonskaarten van mensen die ná 1 oktober 1994 zijn overleden. In de meeste gevallen zijn deze te vinden in de gemeente waar de betreffende persoon in 1994 woonachtig was. Een vermelding van deze gemeente kunt u terugvinden op de persoonslijst van de persoon in kwestie. Echter, het verschilt per gemeente of de persoonskaart wel of niet mag worden vrijgegeven.
N.B. Een persoonskaart is niet hetzelfde als een (gemeentelijke) archiefkaart. In feite is de archiefkaart een kopie van de persoonskaart met daarop enkel de adressen van de gemeente waar men woonachtig was. Bij verhuizing bleef de archiefkaart in de gemeente achter en werd de persoonskaart door die gemeente verzonden naar de gemeente waar naartoe werd verhuisd. Zo treft u op een archiefkaart dan ook enkel de adressen uit de desbetreffende gemeente aan.
Voorzijde:
Voorbeeld voorzijde uit de Bevolkingsboekhouding van 1936.
Bron: Delpher
Persoonskaart voorzijde
Bron: Stadsarchief Amsterdam
Vak links boven:
Goedkeuring renvooi, dat wil zeggen goedkeuring voor de verbeteringen c.q. wijzigingen van gegevens in de vakken 3, 4 en 8. Zie ook vak 35 op de achterzijde voor de eventuele toelichting met betrekking tot deze gegevens.
Rechts boven:
Rechts bovenaan kunt u de vermelding ‘zie vervolgkaart‘ aantreffen. Op deze tweede kaart vindt u in vak 3 de vermelding ‘vervolgkaart van …’.
Vak 1:
Datum waarop de naam en geboorteplaats en -datum van de betrokkene zijn vergeleken met de geboorteakte. In sommige gevallen was die vergelijking niet mogelijk. Bijvoorbeeld als de betrokkene niet in Nederland was geboren. Gegevens over slachtoffers van de concentratiekampen zijn doorgaans met de hand bijgeschreven.
Vak 2:
Verhouding van de betrokkene tot het gezinshoofd. Op de kaart van een gehuwde vrouw, die bij haar man woont, wordt ‘man‘ vermeld. Op de kaart van een kind, dat bij zijn vader inwoont, wordt vermeld ‘vader‘.
Vak 3:
Geslachtsnaam (vak 3a) en voornamen (vak 3b). Adellijke titels en praedicaten worden altijd tussen ( ) geplaatst na de geslachtsnaam of na de voornaam.
Omschrijving van de voornaamste ‘Inlandse’ (adellijke) titels en praedicaten:
• Sultan (vorstelijk hoofd van belangrijk zelfbesturend landschap)
• Soesoehoenan (zelfbestuur van Soerakarta)
• Ratoe (titel voor eerste gemalin van de vorst en volwassen dochters bij deze gemalin)
• Pangéran Adipati (titel van enige hoofden en van Rijksbestuurders van Soerakarta en Jogjakarta)
• Toemenggoeng (eerste ambtstitel voor een regent op Java)
• Adipati (hogere ambtstitel voor een regent op Java)
• Kan(g)djeng (Javaans praedicaat)
• Radèn Mas (titel voor zonen, kleinzonen en achterkleinzonen van Javaanse vorsten)
• Radèn (titel voor mannelijke afstammelingen uit Javaanse vorstenkringen)
• Mas (laagste adellijke titel, beleefdheidstitel)
• Radèn Ajoe (titel voor de vrouw van een Pangeran, Radèn Mas of Radèn; ook Regentenvrouw)
• Radèn Adjeng (titel voor ongehuwde vrouwelijke afstammelingen uit Javaanse vorstenhuizen)
• Ario (adellijke titel, die weleens wordt toegevoegd aan die van Pangeran, Adipati, Radèn Mas of Radèn)
Vak 4:
Datum en gemeente waar de geboorte plaatsvond.
Vak 5:
Nationaliteit: Ned of Ned ond (Nederlands onderdaan), VR (vreemdeling) of Ned+VR. Zie voor VR ook vak 24. Voor Ned+VR zie de nadere aantekeningen in vak 35 op de achterzijde.
Als ‘Ned‘ wordt ‘Nederlands onderdaan‘ verstaan. Ieder ander wordt vermeld als ‘vreemdeling‘ (VR). Hieronder vallen ook personen zonder nationaliteit en Nederlanders, die hun nationaliteit verloren hebben.
Vak 6: (afgeschermd in het voorbeeld)
Kerkgenootschap of vereniging met godsdienstig doel.
Vak 7:
Het beroep (of ‘zonder’ (beroep)) en of men dit als hoofd (h) of ondergeschikte (o) uitoefende. Hoewel men een verandering van beroep moest aangeven bij het bevolkingsregister gebeurde dat in de praktijk lang niet altijd. Daardoor zijn die gegevens vaak sterk verouderd. Het beroep is enkel aangegeven bij personen van 14 jaar of ouder; bij studerenden van 14 jaar en ouder is niets ingevuld.
Tevens zijn in dit vak eventuele Nederlandse academische titels vermeld.
Vak 8:
De namen, geboorteplaatsen en -data van de ouders.
Vakken 9 en 10:
Naam en voornamen van de huwelijkspartner(s). Bij meer dan twee huwelijkspartners gaat de vermelding verder in vak 35 op de achterzijde.
Vakken 11 en 12:
Geboortedatum en -plaats van de huwelijkspartner(s).
Vak 13:
Datum en gemeente waar het huwelijk is gesloten.
Vakken 14, 15 en 16:
Datum en plaats waar het huwelijk is ontbonden door overlijden van de partner (O), echtscheiding (S), bij nietigverklaring (N) of ander huwelijk (A).
Vak 17: (afgeschermd in het voorbeeld)
Datum van aangifte (en eventuele vermelding van de nieuwe gemeente) van het vertrek van de betrokkene uit het gezin.
Vak 21 en 22:
Gegevens over de opeenvolgende woonadressen van betrokkene en (eventueel) overlijden c.q lijkvinding.
• Bovenaan kunt u een vermelding van een eventuele toevallige geboorte aantreffen met vermelding van de gemeente in welk bevolkingsregister de geboorte is opgenomen.
• Soms staat er achter de plaatsnaam ‘ca‘. Dit is de afkorting van ‘cum annexis‘, hetgeen letterlijk kan worden vertaald als ‘met bijbehoren‘; vaak gebruikt als afkorting voor een lange samengestelde gemeentenaam.
• Tussen de adressen uit de periode 1941-1945 is ook vermeld of aan de betrokkene als identiteitsbewijs een PB (persoonsbewijs) is uitgereikt met vermelding van het nummer. Dit gold voor iedereen van 15 jaar en ouder. Het kan zijn dat er meerdere vermeldingen van een PB staan genoteerd. Reden hiervoor kan zijn dat er nogal eens een PB ‘kwijtraakte’, waardoor er een nieuw PB moest worden aangevraagd. Persoonsbewijzen werden bijvoorbeeld ook ingenomen (melding ‘ing‘) in onder andere kampen van tewerkgestelden via de Arbeids Inzet (A.I.) om vluchten te voorkomen. Na de Tweede Wereldoorlog waren mensen die niet (meer) in het bezit waren van een geldig persoonsbewijs of een ‘J’ in het document hadden staan bovendien verplicht een nieuw Voorlopig Persoonsbewijs aan te vragen. Het gebruik van het persoonsbewijs werd pas officieel per 1 februari 1951 ingetrokken. Zie voor meer informatie: Persoonsbewijs.
• Was de betrokkene schipper van beroep dan kan er een vermelding staan van de naam van het schip en het adres waar het schip voor de kade lag; in sommige plaatsen aangeduid als walad(res).
• Tevens kan dit vak beginnen met bijvoorbeeld ‘ld 23 jr’. Dit is de ‘laatste domicilie‘ van betrokkene en 23 jaar staat voor de tijd dat betrokkene al in de plaats woonachtig is op het moment waarbij de naam en geboorteplaats en -datum van de betrokkene zijn vergeleken met de geboorteakte.
• Vermelding van een datum gevolgd door ‘Inr‘. (+ nummer) staat voor inrichting en het nummer van deze inrichting. Een inrichting kan bijvoorbeeld een strafgevangenis zijn. Met Inr. 150 wordt Kamp Vught bedoeld. Namen van tehuizen, gestichten, inrichtingen, gebouwen, enz. mochten op de kaart niet aan het adres worden toegevoegd.
• De vermelding ‘CBRbesch(datum)SGBiZa‘ betekent: opname Centraal Bevolkingsregister beschikking Secretaris Generaal Binnenlandse Zaken: op dat moment zonder vaste woon- of verblijfsplaats.
In opdracht van het Departement van Binnenlandse Zaken dienden de gemeente vóór 15 november 1941 rondtrekkende personen, waaronder binnenvaartschippers, woonschipbewoners en woonwagenbewoners uit te schrijven bij de Burgerlijke Stand en over te hevelen naar het Centraal Bevolkingsregister (CBR), tenzij de betreffende bewoner voor langere tijd in de gemeente zou verblijven.
• De vermelding van een artikel betreft soms een wetsartikel, zoals ‘Art. 1a (wet 92)‘ hetgeen staat voor Artikel 1 lid 1 sub a van de Rijkswet op het Nederlanderschap en het Ingezetenschap van 1892. Echter, over het algemeen worden artikelen bedoeld die vermeld staan in het Besluit Bevolkingsboekhouding.
• De overlijdensplaats en -datum van de betrokkene, die op de achterzijde van de persoonskaart in vak 35 staat aangegeven, kunnen eveneens op de voorzijde worden vermeld met de naam van de geneeskundige of lijkschouwer en het nummer van de overlijdensakte. Bij overlijden kunt u de toevoegingen (lv) of (lv)(gv) tegenkomen. Dit staat voor lijkvinding in Nederland binnen de gemeente of met (gv) lijkvinding in Nederland buiten de gemeente. (Zie ook de uitleg bij vak 27)
• De afkorting ‘V‘ staat voor ‘verwijzingskaart‘ gevolgd door de (geslachts)naam, waarop de verwijzingskaart is gesteld. Verwijskaarten zijn bedoeld om aan te geven dat de gegevens van een persoon te vinden zijn onder de naam van een andere persoon. Een verwijskaart werd aangemaakt bij overlijden, echtscheiding, vertrek of naamswijziging (bijvoorbeeld bij erkenning of adoptie). Vaak gaat het om de naam van de (gewezen) man van weduwen en gescheiden- of verlaten vrouwen.
Vak 23: (afgeschermd in het voorbeeld)
Verplichte aantekeningen indien van toepassing, zoals militaire dienst, Nederlandse decoratie, distributiestamkaart, paspoort, het ontzet of ontheven zijn van de ouderlijke macht of onder voogdij- of curatelestelling.
• De vermelding van CV47 betekent dat de gegevens van de betrokkene zijn gecontroleerd bij de Volkstelling van 1947 en staat op persoonskaarten van personen, die in 1947 leefden.
• Op veel persoonskaarten komt de aantekening DSK (+ nummer) voor (Distributie-stamkaart en het nummer van deze kaart). Deze kaart had men in de Tweede Wereldoorlog (en vanwege schaarste aan producten ook nog ver daarna) nodig voor het verkrijgen van distributiebonnen, die werden verstrekt vanwege de rantsoenering van goederen. De Eerste Distributiestamkaart (DSK) werd vanaf eind september 1939 uitgereikt aan iedere ingeschrevene in het bevolkingsregister of het verblijfsregister, ongeacht de leeftijd, met uitzondering van de al dan niet vrijwillig dienende militair, en officieel ingevoerd op 11 oktober 1939. Op vertoon van deze persoonsgebonden stamkaart werden periodieke bonkaarten verstrekt. Door de fraudegevoeligheid van het PB en de DSK werd deze vanaf eind 1943 vervangen door een nieuwe Tweede Distributiestamkaart, aangeduid als TD (+ nummer). Daarvoor moest men zich bij de distributiekantoren melden met de oproepkaart, de eerste distributiekaart en het persoonsbewijs. Het persoonsbewijs werd vervolgens gecontroleerd op echtheid. Na goedkeuring werd een controlezegel naast de pasfoto geplakt. Pas dan werd er overgegaan tot uitreiking van de nieuwe distributiestamkaart. Door de invoering van de Tweede Distributiestamkaart trad de oude stamkaart op 18 juni 1944 buiten werking. Zie voor meer informatie: Distributiestamkaart.
Vak 24: (afgeschermd in het voorbeeld)
Niet-verplichte aantekeningen bestemd voor het huishoudelijk gebruik van de gemeentebesturen, zoals de (vermoedelijke) nationaliteit van de vreemdeling c.q. zonder nationaliteit, nationaliteit onbekend of Nederlanderschap ontnomen, drankwetvergunning, uitgereikte arbeidskaart en toe- of bijnamen.
Achterzijde:
De achterzijde van de persoonskaart bevat voornamelijk gegevens over de kinderen en worden doorgaans alleen vermeld op de kaart van het gezinshoofd.
Voorbeeld achterzijde uit de Bevolkingsboekhouding van 1936.
Bron: Delpher
Persoonskaart achterzijde
Bron: Stadsarchief Amsterdam
Vak 27:
De datum en wijze waarop het kind van de kaart is afgeschreven, aangegeven door een letter: ‘A’ voor vertrek (administratief afgevoerd) of tijdelijke afwezigheid (met potlood geschreven), ‘O’ voor overlijden, ‘H’ voor huwelijk (met vermelding van de datum en partner).
Bij overlijden kunt u de toevoegingen (lv) of (lv)(gv) tegenkomen. Dit staat voor lijkvinding in Nederland binnen de gemeente of met (gv) lijkvinding in Nederland buiten de gemeente. Men spreekt van een lijkvinding als de plaats of de datum van het overlijden niet bekend is. Indien een lijk is gevonden en de plaats of de dag van overlijden niet met voldoende nauwkeurigheid kan worden vastgesteld, wordt de akte van overlijden opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waarin het lijk is gevonden of aan land gebracht. (Bron: ntvg.nl)
Vakken 28 en 29:
Naam en voornamen van de kinderen. Een ongehuwde dochter, die met haar kind inwoonde bij haar ouders werd niet tot het gezin gerekend en had een eigen persoonskaart met vermelding van haar kind.
Vakken 30 en 31: (afgeschermd in het voorbeeld)
Geboorteplaatsen en -data van de kinderen.
Vak 32: (afgeschermd in het voorbeeld)
De verhouding van het kind tot het gezinshoofd, bijvoorbeeld ‘z’ (zoon), ‘d’ (dochter), ‘sd’ (stiefdochter), ‘sz’ (stiefzoon).
Vak 33 en 34: (afgeschermd in het voorbeeld)
Aantekeningen, welke door het gemeentebestuur wenselijk werden geacht. Bijvoorbeeld aantekeningen betreffende het kerkgenootschap of de nationaliteit van een kind, indien deze afweek van die van de ouders.
Vak 35: (afgeschermd in het voorbeeld)
Reservevak, doorgaans enkel ingevuld op de kaart van het gezinshoofd. De overlijdensplaats en -datum van de betrokkene met vermelding van de naam van de geneeskundige of lijkschouwer en het nummer van de overlijdensakte. Bij overlijden kunt u de toevoegingen (lv) of (lv)(gv) tegenkomen. Dit staat voor lijkvinding in Nederland binnen de gemeente of met (gv) lijkvinding in Nederland buiten de gemeente. (Zie ook de uitleg bij vak 27). Verder bijzondere vermeldingen als erkenning, wettiging of ontkenning wettiging en toelichtingen op eventuele wijziging van de vakken 3, 4, 5 en 8. Tevens het vervolg van eventuele volgeschreven vakken.
Aanvraag uittreksel persoonskaart of persoonslijst
Vanaf twee jaar na een overlijden kunt u een uittreksel van persoonskaarten (overlijden in de periode 1939 tot 1 oktober 1994) of persoonslijsten (overlijden na 1 oktober 1994) met de persoonsgegevens van overleden inwoners van Nederland aanvragen bij het CBG, het Centrum voor Familiegeschiedenis. Vanwege de privacy gevoeligheid mogen niet alle gegevens worden verstrekt. Zo ontbreekt bijvoorbeeld informatie over kerkelijke gezindte, informatie over de reden van eventueel verlies van de Nederlandse nationaliteit en de adresgegevens wanneer het overlijden minder dan twintig jaar geleden is. (Zie onderstaande afbeelding.) Personalia van de hoofdpersoon, de namen van de ouders (vaak met hun geboorteplaatsen en -data) en gegevens over huwelijk(en), partner(s) en kinderen worden wel verstrekt. Aan de aanvraag zijn kosten verbonden.
Aanvraag: CBG
N.B. In een heel enkel geval blijkt er geen persoonskaart of persoonslijst van een persoon aanwezig te zijn bij het CBG. U zou u dan kunnen richten tot de gemeente waar de desbetreffende persoon is overleden.
Regeling Basisregistratie Personen; Hoofdstuk 4. Toezicht, overgangs- en slotbepalingen; § 2. De oude registers; Artikel 29 en 30.
Bron: Overheid
Gemeente Den Haag beheert op het Bureau Vestigingsregister de persoonskaarten van tussen 1939 en 1 oktober 1994 geëmigreerde personen, die zich (nog) niet opnieuw in Nederland hebben gevestigd, en van in concentratiekampen omgekomen Nederlanders. De persoonskaart van een emigrant is pas beschikbaar nadat de desbetreffende persoon is overleden. In veel gevallen is van emigranten niet aantoonbaar, bijvoorbeeld aan de hand van een overlijdenskaart of overlijdensadvertentie, dat zij daadwerkelijk zijn overleden. Toch blijkt het Bureau Vestigingsregister vaak ‘coulant’ te handelen en kunt u altijd proberen om een uittreksel aan te vragen voor genealogische doeleinden.
Bij uw aanvraag dient u een kopie van uw legitimatiebewijs toe te voegen! De informatie die wordt verstrekt betreft alleen de gegevens die in Nederland zijn verzameld. Ook aan deze aanvraag zijn kosten verbonden.
Aanvraag: Bureau Vestigingsregister
N.B. Tegenwoordig blijkt het CBG, het Centrum voor Familiegeschiedenis, gegevens van overledenen uit het Register Niet-Ingezetenen te krijgen. Dat houdt in dat als er nu een Nederlander in het buitenland overlijdt, de persoonslijst te zijner tijd bij het CBG te vinden is; ook als ze al jaren in het buitenland wonen. Zolang de overledene maar bij leven een band met de Nederlandse Overheid had en niet een andere nationaliteit heeft aangenomen.