Ome Derk
Soms lijkt een familieverhaal te fantastisch en onvoorstelbaar om te kunnen geloven. Als uit een spannend jongensboek. In het geval van ome Derk bijvoorbeeld.
Er was sprake van ene ‘ome Dirk’, althans volgens mijn vader. Een broer van zijn moeder, dacht hij zich voorzichtig maar toch met enige stelligheid te herinneren. Het intrigerende verhaal deed de ronde dat ome Dirk als jonge knaap op een avond een pakje shag ging halen om vervolgens zo’n twintig jaar lang weg te blijven. Uit een bericht naar zijn ouders zou blijken, dat hij de boot naar Indië had genomen. Er leek sprake van te zijn dat zijn vertrek naar Indië te maken had met het ronselen voor het KNIL, maar niemand wist er precies het fijne van en het verhaal bleef daardoor in nevelen gehuld. Uiteindelijk hield hij het in Indië voor gezien en keerde na de oorlog terug naar Nederland met zijn gezin. Tot zover de familieoverlevering.
Niet alleen in het echte leven bleef ome Dirk, zoals werd verondersteld, tijdenlang spoorloos; ook op internet valt hij niet te traceren. Hoe ik de afgelopen jaren ook heb gezocht, geen enkel spoor van deze ome Dirk te vinden met de mij bekende summiere gegevens. Daarbij komt het feit dat in mijn geboorteplaats iedereen maar lukraak oom en tante wordt genoemd, dus de twijfel slaat bij mij toe of ome Dirk inderdaad wel een volle oom van mijn vader zal zijn geweest.
Enkele weken geleden besloot ik de zoektocht naar ome Dirk weer te hervatten in de hoop dat er inmiddels meer gegevens digitaal toegankelijk zouden zijn geworden. Direct bij één van de eerste zoekresultaten is het raak. Zijn naam, geboortedatum en de naam van zijn ouders tref ik aan op een Japanse interneringskaart uit de Tweede Wereldoorlog. Geen twijfel mogelijk dus.
Verder speuren in de geboorteregisters van de Burgerlijke Stand van Nijmegen levert het gegeven op dat Dirk onder de naam Derk is ingeschreven: ‘… geboren op den derden der maand Januari 1910 te kwart over tien uren des voormiddags te Nijmegen aan de Zwanengas in nummer 125…‘ Ome Dirk is dus ome Derk.
Derk vertrekt inderdaad als soldaat naar Nederlands-Indië. Met zijn lengte van 169,8 centimeter en bloedgroep A tekent hij, net achttien jaar oud, op 21 februari 1928 vrijwillig voor vijf jaren bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, zo blijkt uit zijn inschrijving in het stamboek van het Korps Koloniale Reserve, een opleidingscentrum voor Nederlandse vrijwilligers van het KNIL. Op 19 maart wordt hij voor de dienst geschikt bevonden en ligt er een premie van f 400- voor hem in het verschiet. Daar lijkt mij het familieverhaal toch wel stevig te rammelen. Hij zal in de tussentijd zijn ouders toch wel op de hoogte hebben gesteld van zijn plannen. Of hij moet direct doorgestuurd zijn naar de opleiding om hem klaar te stomen voor zijn dienst in Nederlands-Indië. Voor het geval hij zich zal bedenken of overgehaald wordt om niet te gaan, zeg maar.
Op 10 april verlaat hij dan Nederland via Amsterdam met het mailschip m.s. P.C. Hooft van de Stoomvaart Maatschappij Nederland, een groot en snel motorschip dat behalve passagiers ook de post vervoert. Ruim een maand later op 12 mei komt hij aan in Batavia.
Hij wordt geplaatst als fuselier bij de Infanterie bij het Subsistentie Kader in Weltevreden, een soort ‘wachtkamer’-legeronderdeel voor militairen die op de nominatie staan overgeplaatst te worden. In deze kazerne bevinden zich dus voornamelijk binnenkomende en doortrekkende militairen. Drie dagen later zal hij vertrekken naar het 1e Depot Bataljon in Bandoeng. Na zo’n zeven maanden in Bandoeng vertoeft te hebben, ruilt Derk op 8 december Bandoeng in voor Senen 4 in Weltevreden, waar hij de komende vier jaar bij het 10e Bataljon Infanterie zal blijven.
In Weltevreden is Derk overigens lid van de militaire toneelvereniging ‘Het Masker’, zoals blijkt uit een artikel in het Bataviaasch Nieuwsblad. Volgens het programma voor de cabaretuitvoering voelen de heren Ubeda en van de Sluis zich geroepen de zang voor het onderdeel ‘Hans en Griet’ voor hun rekening te nemen.
Derk leert de even oude in Depok (West-Java) geboren Elsiana Bendy kennen, dochter van de kweker Paulus Bendy en Wilhelmia Saboen. Ze besluiten op 4 juni 1931 in Batavia te trouwen.
Al vrij snel, op 27 augustus 1931, wordt het eerste kind van Derk en Elsiana geboren. Uiteindelijk zullen zij vijf kinderen krijgen; twee zonen en drie dochters.
Als gevolg van de crisisperiode is ook het leger genoodzaakt om bezuinigingsmaatregelen te treffen. Een reorganisatie volgt, waarbij Derk terecht komt bij de 1e Afdeling Mitrailleurs- en Infanteriegeschut in Meester Cornelis, een zuidelijke buitenwijk van Batavia. Dat gebeurt op 6 januari 1933. Op 19 maart van dat jaar tekent Derk nog eens bij voor zes jaar. Er moet brood op de plank komen, want Elsiana is inmiddels zwanger van hun tweede kind.
Intussen wordt het zo langzamerhand hoog tijd voor een familiebezoek in Derks vaderland. Als Infanterist 1e Klasse vertrekt Derk met Elsiana en hun oudste kind naar Nederland ‘teneinde aldaar in het genot te worden gesteld van buitenlandsverlof wegens langdurige dienst‘, zo wordt vermeld in het Volledig Stamboek. Hun dan jongste kind blijft achter in Nederlands-Indië.
Op 23 mei 1934 kiezen Derk en Elsiana het ruime sop. Zij vertrekken vanuit Batavia met het passagiersschip s.s. Johan de Witt van de Stoomvaart Maatschappij Nederland naar Amsterdam. De reis zal gaan via Genua, Villefranche en Southampton. Een klein half jaar later keert het gezin weer terug naar Nederlands-Indië. Deze keer met het passagiersschip m.s. Indrapoera van de Rotterdamsche Lloyd vanuit Rotterdam en komen ze op 13 december aan in de haven van Tandjoeng Priok.
Bij terugkomst voegt Derk zich bij de 1e Afdeling Mitrailleurs- en Infanteriegeschut in Meester Cornelis. Tussendoor kom ik nog een krantenbericht tegen dat Derk zich begin 1935 vestigt op de Molenaarsweg 13 in Batavia. Op 19 maart 1939 tekent hij wederom bij voor de tijd van zes jaar.
Op 5 augustus 1939 gaat Derk over naar het 14e Bataljon 4e Regiment Infanterie in Buitenzorg (het huidige Bogor), dat net als de 1e Afdeling Mitrailleurs- en Infanteriegeschut onder de Ie Militaire Afdeling op West- en Midden-Java valt. In 1940 krijgt hij de Zilveren Medaille uitgereikt. Deze staat voor 24 jaar dienst, maar de tropenjaren, de jaren doorgebracht in Nederlands-Indië, tellen voor medailles dubbel. Om die reden krijgt Derk al na 12 jaar het zilveren ereteken. Ook wint hij twee schietprijzen. Een schietprijs wordt toegekend aan militairen die bij de jaarlijkse schietwedstrijden van het KNIL het daarvoor gestelde aantal punten weten te halen. Derk behaalt de schietprijs voor mitrailleurschutter (eerste maal) en de schietprijs voor schutter op geweer (derde maal).
Het 14e Bataljon Infanterie in Buitenzorg is tevens terug te vinden op de Japanse interneringskaart: soldaat 1e Klasse bij het 4e Regiment 14e Bataljon Infanterie in Buitenzorg. De Tweede Wereldoorlog is aangebroken.
In de garnizoensplaats Tjimahi bij Bandoeng zijn in 1942 vier regimenten van het KNIL gelegerd, aangevuld met Britse en Australische troepen. Door de invasie van Japan op Java hoopt het KNIL met hulp van deze bondgenoten op de hoogvlakte bij Bandoeng nog weerstand te kunnen bieden aan de inval. Het mag niet baten. Al snel na de Japanse landing op 1 maart 1942 wordt het vliegveld Kalidjati bij Bandoeng veroverd en daarmee de Indische luchtmacht uitgeschakeld. In de dagen erna volgt een aanval op de marinebasis in Soerabaja, trekt het Japanse leger Batavia binnen, neemt een dag later Buitenzorg in en bezet het Soerabaja. Na zware gevechten ten noorden van Bandoeng volgt op zondag 8 maart 1942 de algemene capitulatie van het KNIL, hetgeen de volgende dag bekend wordt gemaakt.
Derk wordt op 8 maart 1942 door de Japanse bezetter gevangen genomen in Tjimahi en op 15 augustus 1942 overgebracht naar het krijgsgevangenenkamp Java I in Bandoeng. Op 29 oktober van hetzelfde jaar wordt hij per schip via de haven van Batavia overgeplaatst naar het werkkamp Thailand II in het Thaise Chungkai (Chong Kai) nabij de Birma-spoorlijn, waar de gevangenen de opdracht krijgen om te werken aan de aanleg van de spoordijk tot aan Wan Lun en de aanleg van twee (spoor)bruggen over de rivier de Kwai (Khwae Noi) bij Tamakan (Tha Makham). Tot één van de taken behoort ook de Chungkai-uitgraving, een spoorlijn uitgehouwen in massief gesteente. Derk wordt op 15 augustus 1945 bevrijd uit het Japanse krijgsgevangenkamp in het Thaise Tamuan (Tha Muang), het grote hospitaalkamp op 39 kilometer van Non Pladuk gelegen, waar in augustus 1945 alle krijgsgevangenen uit de omgeving worden verzameld. Uiteindelijk zal hij op 30 augustus 1945 worden overgedragen aan de Geallieerden in Bangkok.
Na de Japanse capitulatie blijft het onrustig in Nederlands-Indië. Er moeten volgens de Nederlandse regering stappen ondernomen worden om de orde te gaan herstellen en handhaven. Daarvoor heeft men iedere kracht nodig die men krijgen kan. In Thailand worden daarom de vrijwillig aangemelde voormalige krijgsgevangenen, gedreven door de wens te helpen bij de wederopbouw van Nederland-Indië, opnieuw (provisorisch) gekeurd en getraind. Ook Derk wordt goedgekeurd en op 20 oktober 1945 ingedeeld bij het 3e Java Bataljon. Een intensieve militaire training volgt.
De drie Java Bataljons worden eind 1945 geformeerd tot twee bataljons voor de B/L (Bali/Lombok) Brigade. Derk gaat op 15 januari 1946 over naar het 1e Bataljon B/L Brigade. Op 13 februari 1946 vertrekt hij vanuit Thailand naar Bali. Na een reis van ruim twee weken met tussenstops in Singapore en Soerabaja bereikt de brigade met Britse landingsvaartuigen Sanoer aan de Balinese kust. Zonder al te veel moeite worden Bali en eind maart ook Lombok via de baai van Lembar heroverd.
Op 28 juni 1946 wordt Derk tijdelijk tot korporaal benoemd. Hoe lang hij deze rang heeft gehad, is niet bekend. Ruim twee maanden later gaat hij over naar het Xe Bataljon Y-Brigade.
De Y-Brigade wordt geformeerd op Bali en bestaat bij de oprichting uit het Bataljon OVW (Oorlogsvrijwilligers) 4-8 RS (Regiment Stoottroepen) en de KNIL-Bataljons Infanterie X, XI en XII KNIL Deze KNIL-eenheid, dat dus voor een aanzienlijk deel bestaat uit voormalige krijgsgevangenen, staat bekend als de Gadjah Merah, de ‘Rode Olifant Brigade’.
Na de pacificatie van Bali wordt de Y-Brigade op 24 oktober 1946 per tanklandingsschip verscheept naar Palembang op Zuid-Sumatra. Al vrij snel voegt het bij de Y-Brigade ingedeelde stootbataljon 3-7 RS zich bij de brigade en komt er daarnaast versterking en ondersteuning van andere eenheden. Aan het einde van 1946 komt het nog tot zware gevechten. De rust keert terug als op 5 januari 1947 een wapenstilstand wordt afgekondigd en een bestandslijn is vastgesteld.
Het gezin vertrekt op 22 juni 1947 per passagiersschip s.s. Volendam van de Holland-Amerika Lijn, dat in onder charter van de Nederlandse regering ingezet wordt als emigrantenschip op routes naar Australië, Nieuw Zeeland, Canada en de Verenigde Staten, vanuit de haven van Tandjoeng Priok op herstelverlof naar Nederland en komt op 20 juli 1947 aan in Rotterdam. Dit verlof zal korter zijn dan de eerste keer. Ruim vier maanden later, op 26 november, keren ze per troepentransportschip m.s. Kota Inten van de Rotterdamsche Lloyd, dat door de Nederlandse regering voor het vervoer van troepen naar Nederlands-Indië en het naar huis halen van repatrianten wordt ingezet, terug naar Nederlands-Indie, waar ze op 26 december in Batavia aankomen. Derk wordt daar tijdelijk ingedeeld bij het Indische Kamp Batavia. Op 13 januari 1948 gaat hij over naar het Subsistentie Kader Medan, waarna hij gedetacheerd wordt bij het 1e Veiligheids Bataljon S.O.K. (Sumatra’s Oostkust) in Medan. Acht maanden later, op 23 september 1948, benoemt men hem tijdelijk tot sergeant. Deze tijdelijke rang zal op 13 november 1948 worden geëffectueerd.
Het jaar daarop, op 23 december 1949 gaat Derk over naar de 33e Compagnie van het Regiment Aan- en Afvoertroepen. Op 15 februari 1950 zal dit worden ingeruild voor de 35e Compagnie van het Regiment Aan- en Afvoertroepen in Medan.
Eind december 1949 erkent de Nederlandse regering de soevereiniteit van de staat Indonesië. Inwoners van Indonesië die na de soevereiniteitsoverdracht het land willen verlaten, moeten een Nederlands paspoort hebben. Als ze dat niet hebben, dienen ze deze aan te vragen. Derk is in het bezit van een Nederlands paspoort, maar Elsiana niet. Zij vraagt deze op 20 april 1950 aan. Op dat moment is het woonadres Padang Boelanweg 320 in Medan.
Het paspoort is nodig voor de definitieve terugkeer naar Nederland. Op 23 juli 1950 vertrekken Derk en Elsiana met hun kinderen uit de haven van Tandjoeng Priok per troepentransportschip m.s. Skaugum richting Nederland om op 15 augustus 1950 in Amsterdam aan te komen. Dit schip is herbouwd tot emigrantenschip om dienst te doen op de Genua-Australië emigrantendienst. In 1950 vaart het schip op één van haar terugreizen over Indonesië om Nederlandse militairen op te pikken voor hun terugkeer naar huis. Een gemakkelijke reis zal het niet zijn geweest. Het schip is in feite ongeschikt voor gezinsvervoer. Zoals zoveel schepen die ingezet worden voor de naoorlogse repatriëring wordt het overbeladen en heeft het alleen ruim accommodatie, waardoor er een tekort aan sanitaire voorzieningen ontstaat.
Intussen is Derk op 26 juli 1950 overgegaan naar de Koninklijke Landmacht in de rang van sergeant, ‘Uit Indonesië niet geëngageerd over K.R. (Koloniale Reserve)‘. Na een periode van 21 jaar, 9 maanden en 27 1/2 dag in dienst van het KNIL te zijn geweest, wordt in 1954 zijn pensioen vastgesteld op f 166,- per maand. Daarnaast wordt hij gemachtigd tot het dragen van het Ereteken voor Orde en Vrede, een ereteken voor onder andere militairen van het KNIL die in Nederlands-Indië en de aangrenzende zeegebieden tussen 3 september 1945 en 4 juni 1951 ten minste drie maanden in werkelijke dienst zijn geweest. Ook wordt hem op 27 september 1951 de Zilveren Gesp toegekend voor trouwe militaire dienst, rekenende de datum van toekenning te zijn 24 juni 1946.
Digitale bronnen maken het mogelijk om met name het militaire leven van ome Derk goed in beeld te krijgen. Oorspronkelijk heb ik zijn verhaal in twee delen, als een soort lopende zoektocht, op deze website geplaatst. Dan word ik naar aanleiding van deze artikelen benaderd door een kleinzoon en kleindochter van ome Derk. Zij weten mij heel wat te vertellen over hun grootouders en hun leven in Nederland. Als kers op de taart krijg ik nog familiefoto’s toegestuurd. Hoe bijzonder!
Heel in het kort een beschrijving van hoe het Derk en Elsiana is vergaan na hun komst in Nederland.
Na een tijdje in Tiel in een pension gewoond te hebben, verhuizen Derk en Elsiana naar de Ariënsstraat 21 in Nijmegen op de hoek aan het spoor vlak bij het Goffertpark, waar ze in of voor 1955 hun intrek nemen. Eind zestiger jaren wordt dit adres ingeruild voor de Fanfarestraat 21 in Neerbosch-Oost. Beide adressen betrekken ze samen met hun jongste dochter en haar gezin. Later kopen Derk en Elsiana nummer 36 schuin ertegenover voor hun zelf.
Derk zal tot aan zijn pensioen met vijfenvijftig jaar als sergeant Luchtstrijdkrachten (LSK), destijds nog onderdeel van de Koninklijke Landmacht, werken op de LIMOS-kazerne (Luchtmacht Instructie en Militaire Opleidingen School) in Nijmegen en voorheen het Luchtmacht Instructie Regiment (LIR), waar de luchtmacht haar dienstplichtigen opleidt. Na zijn officiële pensionering gaat hij aan de slag als portier en beveiliger in het Radboud Ziekenhuis in Nijmegen.
Derk overlijdt op 25 september 1984 aan de gevolgen van een slopende ziekte. Hij is vierenzeventig jaar oud geworden.
Tekst: © Uit de oude Koektrommel
Met speciale dank aan de kleinkinderen van Derk en Elsiana voor hun bijdrage.
Bronnen: RAN, Delpher, Stichting Oorlogsgetroffenen in de Oost, Indische Kamparchieven, Wikipedia (Cimahi), Archief NTR, Loe de Jong, Andere Tijden en Passagierslijsten